
PP^itbladige Andromeda.
Hoogduitsch. Poleiblättrige Andromede, Rosmarinheide, kleine Grenze.
Engelsch. Marsh Andromeda, wild Rosemary.
Nederduitsche Bijnaam. Rosmarijnbladige Andromeda.
Bloeit in Mei en Junij. ft.
-r WMfytWi - II
Decandria , Monogynia ; Tweehelmigen, e'e'nstijtigen.
Natuurl. Rang volgens Luw. XVIII. Bicornes. Ericaceae, Decandolle.
Geslachts kenmerkei*. Calyx minimus, 5-partitus, inferus; de kelk zeer k le in , 5-deeIig, om het
■vruchtbeginsel. Corolla 5-fida, laciniis reflexis; de bloemkroon 5-spletig, met teruggeslagen slipjes.
Capsula 5-locularis, 5-valvisj de zaaddoos 5-hokkig, 5-kleppig.
Soortelijke kenmerken. Foliis alternis lanceolatis revolutisj met overhoeksche lancetvormige omgerolde
bladen. Pedunculis aggregatisj de bloemsteelen getropt. Gorollis ovatisj de bloemkroontje»
eirond.
Men ziet bij a de bloemkroon van voren, met de v ijf kleine on geslagen slipjes>• bij b den kelk,
met de meeldraden en stamper, om hunne betrekkelijke grootte te doen zien; bij c den kelk
met den stamper afzonderlijk ; bij d eene meeldraad vergroot, waarbij men ziet hoe het helm-
knopje aan den top van twee kleine borsteltjes is voorzien.
Het is een klein atterbevalligst heestertje, doorgaans 2 of 3 palmen hoog. T)e steng is takkig.
De bladen hard en altoos groen , overhoeksch, eenigzins gesteeld, lancetvormig, met omgerof-
den rand, van onder'n zeegroen o f witachtig van kleur. De bloemsteeltjes eindélingsch , in
kleine schermpjes 'vérêètiigd, toodachiig j aan den voet van kleine schutblaadjes voorzien. De
bloemtjes ' een weinig knikkende; de kelk rood} de bloemkroon rozenrood o f vleeschkleurig,
buikig, met naauwe opênirg.
Groeiplaatsen. In vochtige veenachtige heidegronden.
Dezelve is door de GobteR opgegeven te groeijen bij Zuideras in het graafschap Zutphen; door den
Hoogl. R eliwardt tusschen Staveren en het Prinsenmeer op de Veluwe; door den Heer de Beijer in
de fVijchensche Veenen bij Nymegen; door den Hoogl. van der K olk te Haren bij Groninger,i[/ door
den Heer Dubois in het Leersumsche -Broek in het Sticht. De afgebeelde plant is door mij gevonden
nabij Haren, in het zoogenaamde Witte Veen, waar zij in menigte groeide, tusschen onderscheidene
soorten van Sphagnum, Mnium palustre, Oxycoccus palustris, Carex ampullacea, Eriophorum vct-
g i’iatum, enz.
H uishoudelijk gebruik. De plant wordt geweigerd door Runderen en Paarden, niet door Schapen
en geiten. L inni Pan. Suec; maar de schapen geraken verstopt door het gebruik der bladeren.
Mattuschka.