
C A R- E X r i p a r i a.
Oever Rietgräs.
Hoogduitsch, Strand-Segge , Schnöte, Leucel, Schelmengras, Birstgras.
Engelsch. Great Common Carex.
Nederduitsche Bijnaam. Zegge. Messe.
Bloeit iit Gras- en Bloeimaand. •
Monoecia , TriaNDria j Eenhuizigen , Driemannigen.
N a tu u r l. R a n g volgens luw. III. C a lam a ria e, Biesachtigen. Cyperdceaè, decandolle.
Geslachts-kenmerkEn. Flbres monbeci aut rarius dioeci. De bloemen zijn eenhuizig of zelden
tWeebuizig. Spiculae, nunö androgynae, nunc unisexuales. De bloemaartjes dan eens manwijvig , dan
weder alleen éénkunhig. Stigmata duo vel tria. De stempels twee of drie in getal, ürceolus persistens,
ovarium et postea seinen includens, apice perforatus, capsulaeformis. De vrucht bestaat uit een blqvend
vruchtzakje, het vruchtbeginsel en naderhand het zaad bevattende , aan den top doorböord, en gevormd
als eene zaaddoos.
SooRtEiiiïKE KENMERKEN-. Spicis masculis 3, foemineis 3 erectis, cylindraceis, utrinque attenuatis, infe-
rioribus pedunculatis; met 3 mannelijke en 3 vrouwelgke aren, de vrouwelijke regtstandig, rolrondachtig,
aan -de 'beide uiteinden versmald, de onderste gesteeld. Fruclibus ovalis, rostratis, multinervusj de vruchten
eirond', gesnaveld, veelnervig.
H é t geslacht Rietgras (Carex) is een van de moeilijkste geslachten onzer inlandsche p la n ten , daar wij
meer dan 4o soorten van hetzelve bezitten. Nadien er nog geen van dezelve in deze. Flora is a f geheeld
heb ik het nodig 'geóórdeeld met eene der grootste en allergemeenste soorten eenen aanvang
te maken om een duidelijk denkbeeld der vorming van het geheele geslacht te geven, ■— De^Rietgrassen
zijn alle overblijvende p la n ten , met eenen dikwerf, en ook in deze soort, dnekantigen halm. Het
bovenste der bldemscheede, welke de steng omvat (a), is g a a f en loopt bijna n o o it, als b j de Grassoorten
in een bindsel (ligula) u it. De bloemaren zyn in het oever Rietgras van verschillend geslacht,
de bovenste mannelijk en 3 o f meer in g eta l; de onderste en vrouw e l f ke ook 3 o f meer in g e ta l,
alle rolrondachtig en regtstandig. H e t mannelijk bloempje, hetwelk men bij b van buiten z ie t, bes
ta a t u it één lancetvormig en langgespitst k a f blaadje met 3 meeldraden; het vrouwehjk bloempje
u it één ëirond-lancetvormig en genaaid k a f blaadje c en eeri vruchtbeginsel Ü voorzien van 3 stempels.
De vrucht e is een eirond, bgkans driekantig, en buikig vruchtzakje, aan den top voorzien van een
tweesvletie snaveltjei Men ziet. het vruchtzakje. geópend bij £ en in hetzelve het driekantig zaad op
een steeltje rustend en mét den top der vrucht door het verdroogd stijltje verbonden. H e t zaad
vergroot bij 'e. De bladen der p la n t zijn zéér groot en ruw. De haim verheft zicji sónts meet dan
eene Ned. e l hoog.
Verscheidenheid met de onderste vrouwelijke aren lang-gesteeld.
Verscheidenheid y . met de bovenste aren geheel, de onderste alleen adn den top, mannelijk; alle dè aréri
kort en dik.
Groeiplaatsen. IR moerassen, in slooten é n t., op zeer vele plaatsen in ons land. De afgebeelde
jplant uit veenachtige moerassen om Amsterdam.
De beide OerscheidéAheden zijn met bet gewone o ev er-Rie tgras gevonden in het Sticht nabij S ch a lkwe k.
Huishoudelijk GEBRUIK. Hoe zéér de soorten van dit geslacht bijna al ^
worden, en deze soort vooral harde bladen heeft; verklaart in eigenschappen kah'gerekcnd
n a t. ed. giseke p. i33, dat zq, althans de C. a cu ta , die met de onze . & den
worden, gaarne door Runderen gebruikt wordt, zoo als reeds * J en % eT ju’;st in eenen toestand
stier zou verklaard hebben < Carice pestns acuta,” doch waar t n t t « den »tier jmst^, brniM
voorstelt, dat hij zich met slecht voedsel behelpt. jH g g H B g b “ geeh sohrerer verzekert
in grooten honger, maar hiervan zoodahig kan opzwellen , dat zq sterven, v
alleen het 1 « te zijn, wanneer dit versch genuttigd wordt, waarom deze ook aanraadt, M a a n
Paarden alleen gedroogd ondet het hooi té geven. Wij meenen dat hc geen koeijen hetzelve niét
soorten zegt, * Onze herders en koeijenmelkers andere
„ gaarne eten en met veel melk daarvan geven , want het is zuur en n , onkruid is, dat
soorten van dit geslacht waar «ij, terwijl ■ ook in vochtige ee“ °™ Tm ’
«aauwlqks is uitteroeijen, en door hare wortelen zeer veel voedsel uit den gron