
PARIETARIA d i f f u s a , Mertens ét K och.
Klein Glashruid*
Hoogduitsch. Niedriges Glaskraut«
Engelsch. Basil-leaved Pellitory.
Bloeit in Junij en Julij. 2| .
Monoecia , Tetrandria; Eenhuizigen, vierhelmigen.
Natuurl. Rang volgens Linn. LUI. Scdbridae. Urticeae, DecandollE.
Geslachts kenmerken. Flores polygami; de bloemen veelsiachtig. Hermaphr. Tweekunnige bloem:
Calyx 4-fidus; de kelk 4-spletig. Corolla nu llaj geene bloemkroon. Stamina elastica; veerkrachtige
meeldraden. Stylus i ; één stijltje, Semen i , superum; één zaad, in den kelk. Femina; de vrouwe-
lijke bloem: Calyx 2-phyllusj de kelk tweebladig. Semina calyce sicco elongato tectaj de zaden
door den droogen en uitgerekten kelk bedekt.
Soortelijke kenmerken. Foliis ovatis pubescentibus, met eironde zachtharige bladen* Floribus ma*
ribus elongato-tubulosis; de mannelijke bloemen uitgerekt-buisvormig.
Men tiet bij a eene tweekunnige bloem met de meeldraden zoo zamengetrokken, als z ij dit altoos
vóór de rijpheid der helmknopjes z ijn ; wanneer deze echter hun stuifmeel uitstorten, o f da.
helmdraden door kunst uit hunne gebogen ligging losgemaakt worden , springen z ij door hunna.
natuurlijke veerkracht u it, gelijk men dit bij b ziet. D it is derhalve geen Uitwerksel van da.
prikkelbaarheid der meeldraden, gelijk sommigen gemeend hébben , maar het eenvoudig gevolg
der veerkracht, welke de helmdraden dezer p lant met vele andere, ook levenlooze, ligchamen
gemeen hebben. De bloem is» gelijk men bij a en b z ie t, van schutblaadjes voorzien , even
als de eenvoudige vrouwelijke bloem, bij c a f geheeld* B ij d ziet men > hoe de vrouwelijka
bloem tusschen twee mannelijke uitgerekt-buisvormige bloemen geplaatst is. B ij e ziet men het.
zwart en glinsterend zaad vergroot. De plant verheft zich ter hoogte van 3 o f 4 palmen.
Deze soort is door de gorter en anderen waarschijnlijk met de Farietaria officinalis (Parietaria
erecta mertens en koch) verward, van welke zij echter door meerdere kleinheid van gewas /
meer uitgespreide en minder opgerigte steng, kleiner, meer eironde bladen, en de uitgerekt-
buisvormige mannelijke bloemen aanmerkelijk verschilt. Z ij is door mij het eerst als inlandsch
opgegeven, onder den naam van Farietaria judaica. Met dezen naam koomt zij ook voor in
mijne Flora Belgii septentrionalis / , 2 p. 672. Ik héb echter gemeend beter te doen, om met
mertens en koch thans den hier boven vermelden naam te gébruiken, daar het woord judaica
weinig te pas komt bij eene p lant, die door geheel Europa zoo algemeen is als deze.
Groeiplaatsen. Op oude muren en sleenachtige plaatsen.
Dezelve is door den Heer van spijk Vermeulen gevonden op de muren der stad Delft, door den Heer
dumortier op die van Botterdam en Middelburg; door mij zelven op oude muren tusschen de steeneu
te Utrecht, Haarlem en op meer andere plaatsen. Het hier afgebeelde exemplaar groeide tusschen
oude steenen op de Domkerk te Utrecht.
Huishoudelijk gebruik. Zij heeft zoo veel overeenkomst met de P . officinalis, dat de hier opgegeven
e P . diffusa, vrij waarschijnlijk dezelfde eigenschappen zal hebben, en de gchecle Plant evenzeer
voor het schoonmaken van metalen en glaswerk zal kunnen gebruikt worden , waarvan ook waarschijnlijk
de geslachtsnaam afgeleid zal moeten worden. De P. officinalis geeft eenig zout en kan zekere kolen
leveren , welke gestampt zijnde, een goed tandpoeder zijn, Mattuschka. Volgens harris door balleu
aangehaald , werd dit kruid door een h o n d , die opstopping van water h a d , dikwijls opgezocht en ga(
hem hulp. De bladen op het koren gelegd > weren de klanders af. (Dezelfde.)