
H O E D E Ü M mariumttnli
Zee Gareu
'Boogduitsch. Meerstrands Gerste.’
Bngclsch. Sea Barley.
Bloeit in Zom er- en Hooimaand, © . (*)
T r i a n d r i a , D i g y n i a ; D r i e m a n n ig e h , t w e e w ij V i geilt
Natuurl. Rang vólgens L in n . IV. Gramina, Grassen.
„ G e s l a c h t e K e nm e rk e n . (Volgens R o em e r en S c h u l t e s j Locüstae tres in qnovis kKéOÏ deniè
Jjarallelae, nniflorae, singulae calyce biglumi ; drié Bloempak/es evenwpdig op eiken tand der bloemsptl
geplaatst, alle éénbloemig, met tweebladigen Kelk, Calycis glnmae snbnlatae; de Kaf blaadjes elsvormig.
fcoroliae Valvttli inrerior setigera, superior integra, obtnsiuscula; het onderste Klepje der Bloemkroon
lorsteldragend, het bovenste g a a f, siompachlig. Squamae obtusae,integrae,glabrae; de Honigschubbejt
stomp, g a a f, onbehaard. Ovarium apiee barbatum; het Vruchtbeginsel aan den top gebaard. Stigmata
villosa; de Stempels vlokkig. Seinen corticatnm, Salcatum ; het Zaad g e la st, gegleufd. Spica simplex*;
de aar eenvoudig.
S o o r t e l i j k e K e nm e rk e n . Glumis oninibus scabris, de K a f blaadjes alle ruw | interibre flosculorun*
lateralium gluma semi-ïariceolata, reliquis setaceis, het binnenste Kaf blaadje der Zqbloempjes half*
lancetvormig, de óverige borstélvormig ; foliis planis, mollibus, de Bladen vlak, zacht.
Men ziet bij a drie Bloempjes, rustende op eenen tdnd der bloemspil} bij b het middelste eft
grootste Bloempje: bij c c de-beide zijdelingsche, waaraan men het hoofdkenmerk dezer soort ±
het half-lancet vormige namelijk van het binnenste Kaf blaadje, bij e e ten duidelijkste opmerkt
B e beide buitenste Kafblaadjes zijn daarentegen geheel borstelvormig, gelijk men ziet bij d. d.
j j e t is dén Heer W e id s , in dé nevènsgaandé afbeeldingen onzer inlandsclïe soorten van Garat,'
bijzonder wel gelukt, om het eigenaardig onderscheid derzelve in houding (habitus) en in deii
bijzonderen vórm der bloemaar in zijne téekeningen over te bréngen. B e zee Garst verschilt dan
pan de beide vorige soorten reeds op het eerste gèzlgt door lager gestalte, kleiner, meer gedrongen^
en piramidale Bloemaar, waarvan de kafblaadjes wijder, j a bijna horizontaal, openstaan.
Onrijp zijnde wordt dé aar door het bovenste Halmblad als in eene scheede besloten. He Halm
groeit nooit hóoger dan één ó f twee palmen én is aan den voet doorgaans liggend*..
G r o e ip l a a t s e n . Aart den zeekant, op zand- en klei-grondeh.
De tegenwoordige Hoogleeraar N. M u ld e r , in zijne Elenchus Planlarum, qüae j)roj,e urbem teidani
nascuntur Ao /S/> p W- heeft het eerst na S c h e u c h z e r (Agrost. p. ,8 ) deze soort als eigen aan ons
■vaderland op°egeven en wel in de duinen te Katwijk aan Z e e , achter de vuurbaak. In mijne Flora Belgü
Séptentrionalis 1. M H heb ik hier meerdere groeiplaatsen brjgevoegd, daar zij door den Hoogleeraar
M u ld e r op een zandvlak te Gaast, door den Heer S. S c h e lt em a aan den zeedijk bij Harlingen en
door mij* zei ven bij Amsterdam, op steenacbtigen kleigrond, bij Zeeburg aan het I J , in menigte is
gevonden en naar deze laatste exemplaren afgebeeld. Na de uitgave van dit werk i, mij ook gebleken, dat
Zij door den Heer C. A. B e r g sm a bij Hoorn, en door den Heer W. P. v a n d e h E n d e aan de Helder
iSH u T ,to u d e lü k g e b rn ik . Hoekeer on. geéne opgaven nooh proeven omtrent bet nat v a n d it gras
Yoor het vee bekend zijn, twijfelen wij, of het wel van meer nut zal z„n dan de mmeenGarot, uit hoofd,
van deszelfs ruwe Kafblaadjes.
» De c an d ó lle noemt deze soort in zijne uitventende Flore Francake No. , 686. M overblfvend. plsnt.
Sm ith daarentegen en A llio n i (Fl. Pedem. No. nn74 «• 9>- hg- 30 , uien» zeer goede afbtelding Deeando f .
teregt .anhsalt, geren dezelrs ah éénjarig oP. Wij ntesnea hst talais gsTOslcn, doos e>ge» ondssymding, ts most»
emhelzea.