HYGROPHORUS PUNICEUS FR. 2038
|]#
HYGROPHORUS MINIATUS FR. 2038
Meniekleurige Hygrophorus.
PI. 20886.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIY. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XI N°. 810.
Soortelijke kenmerken: Fragilis; pileo tenui, e convexo umbilicato, mimato, moxsicco, dècolore, opa-
co, glabro squamulosove; stipite subfarcto, aequali, tereti, polito, coccineo; lamellis adnatis, distantibus,
luteis vel flavo-miniatis; sporis ellipsoideis, 8% X 6 fx.
Pileus 1—2% c.M. latus; stipes 3—5 c.M. longus, 2 m.M. erassus. H. coccineo minor, regularis, vix vis-
cosus; lamellae vulgo distinctae.
Breekbaar, hoed dun, eerst bol, dan genaveld, meniekleurig, weldra verdrogend en verkleurend, donker,
kaal, of met schubjes voorzien; steel bijna gevuld, gelijk, glad, sierlijk, scharlakenrood; plaatjes aangegroeid,
verwijderd, geel of bruinachtig-menierood; sporen ellipsoide, 8% X 6 (x.
Hoed 1—2% c.M. breed; steel 3—5 c.M. hoog, 2 m.M. dik. Kleiner dan H. coccineus, regelmatig, bijna
niet kleverig; plaatjes meestal los.
Hygrophorus miniatus Fr., Epicr., p. 330, Hym. Eur., p. 418; Britz., Hygr., f. 27 ; Kclcx, p. 98; Berk.,
Outl., p. 201; Quél., 1.10; Sacc., Syll. V, p. 413 ; Oud., Bév. I, p. 141; Bicken, p. 24 ; Agaricus Fr., S. M.
I, p. 105 ; Seor., N°. 845 (excl. A. tricolore) ; Weinm., p. 69; Fl. Dan., 1.1009; Harzer, t. 4, f. 1 ; A. flam-
mans Scop. A. cocdnellus Ehrenb. ; Vaill., Par., p. 66, N°. 38.
Groeiplaats: Niet zeldzaam op vochtige weiden in Europa; ook bekend van Ceylon en Queensland.
Nederland: Seeds voor verschillende plaatsen vermeld bijv. Haarlem, Leiden, Westland, Zuid Beve-
land, Driebergen, Apeldoorn en Lochem. De champignon werd in September 1912 bij Harderwijk verzameld
en den 11 September van dit jaar door den Heer N. G. Kam bij Doetinchem.