
CENTAUREA IBERICA TREV. 2025-
CENTAUREA IBERICA TREV.
Spaansche Centaurie.
Hoogduitsch: Iberische Flockenblume.
Engelsch: Iberian knapweed.
Bloeit: Juni—Sept. O*
PI. 2025.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XIX. Ord. III. Syngenesia. Polygamia frustranea.
Natuurlijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Faïn. Compositae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. I. N°. 59.
Soortelijke kenmerken: Caule erecto, a basi divaricatim ramosissimo; foliis viridibus, asperulo-
puberulis, radicalibus rosulatis, in lacinias lineares dentatas vel pinnatilobatas pinnatisectis, caulims sessi-
libus, laciniis paucis, elongatis, summis indivisis; capitulis solitariis, ovatis, terminalibus et lateraliter ad
ramos vel in dichotomiis subsessilibus; involucri phyllis pvatis, glabris, pallidis, anguste hyalino-marginatis,
in appendicem parvam, spina patula, basi utrinque 2—3 spinulosa terminatam, abeuntibus; flosculis pur-
pureis, non radiantibus; acheniis pappo eis dimidio breviore superatis.
Stengel opgericht, van af den voet sterk uitstaande vertakt; bladeren groen, min of meer ruw behaard, de
wortelbladen rosetvormig, vinspletig met lijnvormig getande of vinlobbige slippen, de stengelbladen zittend,
met enkele lange slippen, de bovenste onverdeeld. Hoofdjes alleenstaand, eivormig, eindelingsch en zijde-
lingsch aan de takken of in bijna zittende bijschermen; omwindselblaadjes eirond, kaal, bleek, smal doorschijnend
berand, zich voortzettend in een klein aanhangsel dat eindigt in een uitstaanden stekel, die ter
weerszijde van den voet 2—3 stekeltjes draagt. Bloempjes paars, niet stralend; vruchtjes bekroond door een
half zoo lang vruchtpluis.
Verklaring der afbeeldingen: a. Bloemknop;' b. Afzonderlijke bloem; c. Gedeelte van de bloemkroon;
d. Vruchtje.
Groeiplaats : Langs wegen en op bouwlanden in de landen aan de Middellandsche Zee.
Nederland: De afgebeelde plant werd ons in September 1916 toegezonden door den Heer J. Th.
Henrard, die haar als aangevoerde plant had gevonden.