
RESEDA PHYTEUMA L
Rapunzelachtige Reseda.
Hoogdmtsch: Stumpfblattriger Wau.
Engélsch: Obtuse Mignonette.
Bloeit; -Juni—Aug. .0 .
PI. 2077.
Stelsel van Linnaeus : 01. XI. Ord. III. Dodecandria. Trigynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Kesedaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. IV, N°. 308.
Soorthlijke kbnmbrken : Glabra vel papillosa-seabridula; radioe annua; caulibus tenuibus, adscen-
dentibus; raeemo laxo, pedioellis elongatis; calyce fruotifero ampliato; filamentis supra medium dilatatie;
capsula obovato-oblonga, basin versus sursum attenuata; seminibus einereis.
Kaal of door papillen eenigszins ruw; wortel eenjarig; stengels tenger, opstijgend; bloemtros los, bloemstelen
lang, vruehtkelk verwijd; helmdraden boven het midden verbreed; zaaddoos omgekeerd eivormig-
langwerpig, van af de basiB naar boven versmald; zaden grijs.
Verklaring van de Afbeeldingen: o en b. Bloemkluwens. c. Stamper en kelk, d. Afzonderlijk bloem-
pje.- e. Meeldraad. Alles vergroot.
Groeiplaats :0p bouwlanden en op dorre heuvelsin het gebied der Middellandsohe zee, doch ook elders
ingevoerd.
Nederland : De plant werd in Juni 1918 bij Deventer gevonden door den Heer J. Th. H enrard, die een
exemplaar ter afbeelding van daar toezond.