
7m > dSSg'
<^g|gp>
»
d & p
4 § g ?
W
9 - 1 8 X 6 - 1 0 ,
HEBELOMA SACCHARIOLENS QUEL. 2 0 6 8
Hebeloma met gebrande suikerreuk.
PI. 2068.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Seet. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XX. N°. 1549.
. Soortelijke Kenmerken: Pileo eampanulato, convexo, 2—3 cm. lato, tenui, glabro, viscoso, albido,
disco rufescenti; stipite gracili, subfistuloso, striatulo, sericeo, apice pruinoso, basi albo-fibrilloso rufes-
oenti; lamellis sinuato-adnexis, crenulatis, ex albido alutaceis acie candidis; sporis amygdalinis rufis, 1 2 jx.
Odor fortis sacchari tosti.
Hoed klokvormig, bol, 2— 8 cm. breed, dun, kaal, kleverig, witachtig met roodachtige schijf, steel slank,
bijna hol, gestreept, zijdeachtig, aan den top berijpt, aan den voet wit-vezelig, roodachtig; plaatjes bochtig
aangegroeid, gekarteld, eerst wit, later lederkleurig met witte snede; sporen amandelvormig, licht rood,
12 [x.
Sterke reuk van gebrande suiker.
Hebeloma sacchariolens Quél., Champ. norm., p. 10 t. X, f. 6 ; Sacc., Syll. V, p. 804.
Verklaring der Afbeelding: a. Getande rand der lamellen. Daarboven sporen, 9—18 x 6—10 ix.
Groeiplaats: In troepen in zandige bosschen van Normandië (A. Lebreton), te Montmorency (Bou-
dier), in de Vogezen (Mougeot).
Nederland : Deze champignon werd het eerst gevonden door Mevr. K. de Kanter—Crommelin den
12 Juli 1919 in het gras van een tuin te Delft. Van deze vondst zijn de beide onderste afbeeldingen afkomstig.
De Heer de Meyere verklaarde de zwam op verschillende plaatsen nabij Ede gevonden te hebben,
o. a. aan den Otterlo’schen weg, waar 5 jaar te voren de grond was omgespit en thans rijkelijke plantengroei
zich vertoonde; hij kon echter geen reuk waarnemen. In Sept. 1919 vonden Mej. C. Cool en Dr. F. Brobk-
smit deze zwam in de zoogenaamde Faisanerie van het Twickelsche bosch te Delden, terwijl eerstgenoemde
haar eveneens waarnam bij het Huis te Warmont en op verschillende andere vindplaatsen.