
binnenste dekslippen gelijk of bijna gelijk, 8.5—5 mM. lang, 8.2—4.8 mM. breed, uit een nauwelijks of
zwak hartvormigen voet drièhoekig tot rond of bijna cirkelrond, papierachtig tot vliezig, door weinig verheven
en met elkaar samenvloeiende nerven netvormig geaderd, zonder eeltknobbel (zeer zelden is het
voorste dekblaadje van enkele bloemen met een bijna ronde, zeer kleine, nauwelijks zichtbare eeltknobbel
voorzien), volkomen gaafrandig en met stompen top. Vrucht licht bruin, driekant-spoelvormig, 2—8 mM.
lang, op het midden of iets daar beneden het dikst, naar beide einden langzaam versmald. Vruchtzetting
in Augustus.
Verklaring der afbeeldingen: A. Top van een plant % ware grootte, a. en b. Vruchten, vergroot.
Groeiplaats: Op moerassigen grond in Finland, Rusland en Hongarije.
Nederland: Het eerst gevonden den 14en Sept. 1918 door deHeeren Henrard en Danser op de stortplaats
van graanafval aan de Linge bij Gorkum en door hen gedetermineerd als Rumex crispus nudivalvis
Meisner. Een gedeelte werd door den Heer Danser in den Amsterdamschen Hortus verder gekweekt. In
Juli 1914 vond de Heer Henrard op dezelfde plaats wederom een plant, die door hem ter afbeelding in
deze Flora werd aangeboden, terwijl hij en de Heer Danser in datzelfde jaar nog meerdere exemplaren
konden verzamelen. Men zie over de ontdekking dezer zuringsoort en hare synonymie het belangrijk opstel
van den heer B. H. Danser in Ned. Kr. Archief 1916, p. 161.