
NICOTIANA AFFINIS MOORE 2042.
NICOTIANA AFFINIS MOORE.
Aanverwante Tabaksplant.
Hoogdmtsch,: Verwandter Tabak.
Engélsch: Allied Nicotian.
Bloeit: Juli—Aug. (•).
PI. 2042.
Stelsel van Linnaeus: Cl. V. Ord. I. Pentandria. Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoniae. Ord. Solanaceae.
Geslachtskenmerken: Corolla infundibuliformis, limbo plieato, 5-lobo. Calyx persistens. Stigma ca-
pitatum. Capsula apice quadrivalvis, 2—4-locularis, polysperma.
Bloemkroon trechtervormig. Kelk blijvend. Stempel knopvormig. Zaaddoos aan den top vierkleppig,
2—4-hokkig, veelzadig.
Soortelijke kenmerken: Caule circiter y2 M. alta, erecta, irregulariter ramosa; foliis inferioribus numerosis,
circiter 15 c.M. longis, ovatis, obtusis, lamina basi attenuata in petiolum alatum, ala caulem
paullo amplectante; superioribus angustioribus, perspicue amplexicaulibus, largis, basi aequilateralibus,
in parte tertia superiore attenuatis in apicem acuminatum; floribus numerosis in parte superiore caulis, inferioribus
distantibus, superioribus congestioribus, omnibus munitis bractea parvula, inserta in latere
flori opposito, ad eandem altitudinem insertionis pedunculi vel paullo infra; pedunculo robusto, 1 y2 c.M.
longo, calice multicostato, fere 2 c.M. longo, a medio diviso in lobis quinque angustis subulatis; corolla
spectabili cum tubo angusto, 6— 8 c.M. longo, in parte tertia superiore gradatim elargato et in ore abrupte
ampleficato, inprimis in parte superiore, limbo plano fere 6 c.M. in diametro, diviso in segmentis 5, ovatis,
obtusis, albis in facie interiore, cum tubo virescentibus in facie exteriore, plus minusve purpurescentibus
in statu marcescente, reticulatis cum nervo medio depresso formante costam in facie exteriore. Flores ex-
halant sub vesperum odorem suavissimum; tota planta, facie corollae interiore excepta, pilis et glandulis
plusminusve numerosis obtecta est, qua re superficies contactu glutinosa videtur.
Stengel ongeveer y2 M. hoog, opgericht, onregelmatig vertakt; onderste bladen zeer talrijk, ongeveer 15
c.M. lang, eirond, stomp, schijf aan dén voet versmald tot een gevleugelden bladsteel, waarbij de vleugel
den stengel eenigszins omvat; de bovenste smaller, zeer duidelijk stengelomvattend, breed, aan den voet
aan beide zijden gelijk, in het bovenste derde gedeelte tot een toegespitsten top versmald; bloemen zeer
talrijk in het bovenste deel van den stengel, de onderste verwijderd, de bovenste opeengedrongen, alle
voorzien van een klein steunblaadje, dat aan den anderen kant van de bloem is geplaatst en op gelijke
hoogte als of iets lager dan de aanhechting van den bloemsteel; deze stevig, 1 y2 c.M. lang; kelk veelribbig
bijna 2 c.M. lang, van af het midden in vijf smalle, elsvormige slippen verdeeld; bloemen groot, met een
6— 8 c.M. lange, smalle buis, die in het bovenste derde deel zich geleidelijk verwijdt, om in de keel plotseling
zich te verbreeden vooral in het bovenste deel tot een vlakke zoom van bijna 6 c.M. in doorsnede en verdeeld
in 5 eironde, stompe lobben, die aan de binnenzijde wit zijn en aan de buitenzijde evenals de kroon-
buis groenachtig, bij verwelking min of meer paars wordend, netvormig geaderd met ingedrukte midden-
rierf, die aan den buitenkant een rib vormt. De bloemen verspreiden tegen den avond een zeer aange