
HYDNUM INFUNDIBULUM SWARTZ. 2028-
Trechtervormige stekelzwam.
PI. 2028.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIY. Ord. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Hydnaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XV. N°. 1170.
Söortelijke kenmerken: Püeo camoso-fibroso, lento, infundibuliformi, inaequali, levi, spadiceo; sti-
pite inaequali, pallido, basi attenuate; lamellis dècurrentibus, ex albo badiis.
Stipes 5—8 'cM. longus, 8 cM. usque crassus; pileus 20 cM. usque, azonus, margine ereoto.
Hoed vleezig-vezelig, taai, trechtervórmig, ongelijk, glad, bruinachtig; steel ongelijk, bleek, naar den voet
versmald; plaatjes afloopend, eerst witachtig, dan rood-bruin.
Steel 5—8 cM. hoog, tot 8 cM. breed; hoed tot 20 cM. breed, zonder gordels, met opgerichten zoom.
Hydnum infundibulum Swartz, in Vet. Akad. Handl. 1810, p. 244 : Fr., S. M. I. p. 401. Hym. Eur., p. 600,
Sv. Bot., t. 492 : Quél, p. 276 : Sacc., Syll. VI, p. 434.
Groeiplaats: In dennenbosschen in de Vogezen, in Zweden, Duitschland en in den staat Ohio.
Nederland : Deze stekelzwam werd reeds vóór 1910 gevonden door de Heeren Meulenhoff en Meule-
meester in de omstreken van Zwolle, op den Tryzenberg bij Hattem, daarna op de Consuls excursie der
Ned. Mycol. Ver. te Oisterwijk in 1913, steeds slechts in enkele exemplaren, totdat zij in massa werd ontdekt
in 1915 door den Heer J. L. F. de Meyeré in een dennenbosch te Ede. In latere jaren werd zij in verschillende
streken van ons Vaderland aangetroffen o.a. te Nijmegen, Amersfoort, Loenen o/d Veluwe, Wapen-
velde, Denekamp, Laren (N.H.), steeds in dennenbosschen. Eerst op ouderen leeftijd wordt de zwam trechtervormig,
dan is ook de kleur bruin, die bij jongere exemplaren zeer kan varieeren.