
o o 8 — 10 X 5 —
HYGROPHORUS AGATHOSMUS FR. 2 0 0 8 -
Welriekende Hygrophorus*
PI. 2008.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Basidiomycetes. Fam. Hymenomycetes. Sect. Agarici-
neae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XI, N°. 810.
Soortelijke kenmerken: pileo carnoso, e convexo gibbo-plano, viscoso, griseo-livido, disco papillis
stipatis, pellucidis, albidis punctato; stipite solido, firmo, sicco, fibrilloso-striato, sursum squamulis punc-
tiformibus exasperato; lamellis decurrentibus, distantibus, mollibus, candidis; sporis sphaeroideo-ellip-
soideis, hyalinis, 8—10 = 4—5 p.
Species insignis, odore grato aniseo a reliquis distincta. Pileus 8% cM. latus; stipes 4% cM. longus,
8—9 mm. crassus. Velum partiale nullum, margo primo involutus villosus, mox nudus.
Hoed vleezig, eerst bol, daarna bultig-vlak, kleverig, donkergrijs, schijf door opeengehoopte doorschijnende,
witachtige papillen gestippeld; steel gevuld, stevig, droog, vezelig-gestreept, naar boven ruw door
puntvormige schubjes; plaatjes afloopend, afstaand, zacht, wit; sporen bolvormig-ellipsoide, doorschijnend,
8—10 = 4—5 A*.
Kenbare soort, dóór aangenamen anijsgeur van alle andere onderscheiden; hoed 3% cM. breed; steel
4y2 cM. lang; 8—9 mM. dik. Geen bizonder velum; rand eerst ingerold en viltig, later kaal.
Hyg. agathosmus Fr., Epicr., p. 325, Hym. Eur., p. 411; Pat., t. 210; Sacc., Syll. V, p. 397.Agaricus Fr.,
Obs. I, p. 16 ; Secr., N°. 776 ; Gonn. et Bab. V III—IX , 1.11, f. 4 siib A . piLstulato ; P., Synops., p. 354.
Groeiplaats: Overvloedig in naaldbosschen in Noord-Europa.
Nederland : Deze voor onze flora nieuwe paddéstoel werd den 20sten Oct. 1918 gevonden door de Heeren
A. van Luyk, Dr. H. W. Heinsius, A. C. Nonnekes en K. Boedyn bij de Lage Vuursche op de Voor-
excursie der N. N. V. Afd. Amsterdam. Evenzoo op Groenendaal den 248ten Oct. 1918 door de leden der Huisvrouwen
Vereeniging, afd. Haarlem, onder leiding van Mej. C. Cool. Hij groeide hier onder dennen. Versche
exemplaren verspreiden een geur van laurierkerswater, oudere daarentegen van rotte visch. Reeds Dr. M.
Greshoff heeft bij deze champignon de aanwezigheid van blauwzuur aangetoond. Hoewel deze resultaten
nimmer zijn gepubliceerd, zal hij dezen soort wel uit de naaste omgeving verzameld hebben en moet zij dus
reeds veel vroeger nabij Haarlem gevonden zijn. Het afgebeelde exemplaar is van de eerstgemelde vindplaats
afkomstig, en werd ons toegezonden door den Heer A. van Luyk.