TRICHOLOMA RAMENTACEA BULL. 2 06 7
(TRICHOLOMA SQUAMULOSA BRES.)
TRICHOLOMA RAMENTACEUM (BULL)
Gespikkelde Ridder zwam.
PI. 2067.
RICKEN.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Agaricineae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. X III N°. 1039.
.Soortelijke kenmerken: Pileo convexo, carnoso-plano, obtuso, albido, squamis nigricantibus varie-
gato, sicoo;. stipite solido, inaequali, squamoso, annulo infero, flocooso-oontexto; lamellis emarginatis,
confertis, ex albido decölorantibus.
Tricholomate terreo affinis. Color varius, saepius albidus (squamis discoque fuscescentibus), in lutescen-
tem obit..Odor ingratus Pileus 6 cm. vel ultra latus; stipes 6 cm. longus, 6—9 mm. crassus; sporae exiguae,
8—9 4—5 (x., ovoideae.
Hoed vleezig, eerst bolvormig, dan afgeplat, stomp, witachtig, door zwartachtige schubben gespikkeld,
droog; steel gevuld, ongelijk, beschubd, met onderste ring, vlokkig-vezelig; plaatjes uitgerand, dicht bijeen,
eerst wit, dan verkleurend.
Verwant met Tricholoma terreum. Verschillend gekleurd, dikwijls witachtig (schubben en schijf donkerbruin),
gaat over in geelachtige kleur. Reuk onaangenaam. Hoed 6 cm. of meer breed, steel 6 cm. hoog, 6—9
mm. dik; sporen zeer klein, 8—9 X 4—5 fx., eivormig.
Tricholoma ramentaceum Rieken, Blatterpilze I, p. 338. Armillaria ramentacea Buil., Champ. 595 f. 3
(Agaricus), Fr., Syst. myc. I, p. 25, Hym. Eur., p. 42; Berk., Outl., p. 96 ; Kckx, p. 154; Cooke, lil. t. 71;
Gill., Gh. France cum ic. Sacc., Syll. V, p. 76 ; Ag. anibiguus Lasch, N°. 36; A. ochrolaniatusSecret.,p.607.
Verklaring der Afbeeldingen: a. Zwarte snede der lamellen.
Groeiplaats : Op grazige plaatsen in geheel Europa en in de Vereenigde Staten van Amerika, zeldzaam,
volgens Rieken niet zelden vooral in beukenbosschen.
Nederland : Gevonden den 20 October 1915 aan een greppel in de bosschen van den Slangenburg bij
Doetinchem door de deelnemers aan de Consulsexcursie van de Nederlandsche Mycologische Vereeniging.