
VISCARIA V U LG A R IS ROEHL. 2 0 5 3 .
Gewone Kleefanjer.
Bloeit: Mei—Juni. 2J..
PL 2058.
Stelsel van Linnaeus: Cl. X. Ord. V. Decandria. Pentagynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Caryophyllaceae.
Geslachtskenmerken: Calyx membranaceus apice 5-dentatus 10-nervis, nervis 5 commissuralibus.
Petala 5 lamina coronata. Stamina 10 quorum 5 petalis adnata. Ovarium basi quinqueloculare multiovula-
tum. Styli dentibus calycis oppositi. Capsula semiquinque-locularis polysperma quinquedentata. Semina
parva reniformia. Herbae perennes facie Silenes.
Kelk vliezig aan den top 5-tandig, 10-nervig met 5 tusschennerven. Bloembladen 5 met gekroonde schijf.
Meeldraden 10, waarvan 5 met de bloembladen vergroeid.
Vruchtbeginsel aan den voet vijfhokkig, veel-eiïg. Stijlen tegenover de kelktanden. Zaaddoos halverwege
5-hokkig, veelzadig, vijftandig. Zaden klein, niervormig. Overblijvende gewassen gelijkend op Silene.
Soortelijke kenmerken : Caule erecto visooso, foliis glabris radicalibus oblongo-lanceolatis in petiolum
attenuatis, caeteris linearibus, cymis oppositis breviter pedunculatis 5—7-floris paniculam angustam inter-
ruptam foftnantibus, calyce glabro clavato dentibus ovatis acutis, lamina rosea obovato-subretusa, coronae
lacimis linearibus lamina dimidio brevioribus, capsula oblonga carpophoro sublongiore seminibus dorso
canahculatis.
Stengel opgericht, kleverig; bladen kaal, wortelbladen langwerpig-lancetvormig in den bladsteel versmald,
de overige lijnvormig; bijschermen overstaande kort gestoeld, 5—7-bloemig, een smalle onderbroken
pluim vormend. Kelk kaal, knotsvormig met spitse eironde tanden, kroonbladen rosé, omgekeerd eirond
eenigszins teruggeslagen, schubben der kroon lijnvormig, tweemaal kleiner dan de bloembladen. Zaaddoos
langwerpig, iets langer dan de vruchtsteel (carpophoor). Zaden op den rug gevoord.
Verklaring van de Afbeelding: a. Bloem, vergroot, b. Gedeeltelijk van haar bekleedselenberoofde
bloem met vruchtbeginsel en stijlen, c. Uitgebloeid bloemschermpje.
Groeiplaats: Op droge weilanden en begroeide berghellingen, in Noord en Midden-Europa, in West-
Siberië en ook in den Caucasus.
Nederland: De afgebeelde plant werd den 14 Juni 1919 in het Oranjewoud bij Heerenveen door den
Heer G. H. ten Bruggencate verzameld en ons welwillend ter afbeelding toegezonden.