
NTHES DECU
MACROPODA
BE (SM) A. H. MOORE
H. MOORE 2017.
SPILANTHES DECIIMBENS A. E MOORE VAR.
MACROPODA A. H. MOORE.
Neerliggende Spilanthes.
" Hoogduitsch : Niederliegende Spilanthes.
Engelsch: Decumbent Spilanthes.
Bloeit: Juni—Sept. O.
PI. 2017.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XIX. Ord. III Syngenesia. Polygamia frustranea.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Compositae.
Ge s l a c h t s k e n m e r k e n : Herbae annuae, ramosae, vel nonnullae perennes, foliis oppositis, plerumque
dentatis, capitulis parvulis, longe pedunculatis, discoideis vel radiatis, terminalibus vel in axillis foliorum
superiorum, interdum floribus radiatis carentibus in nonnulbs speciebus; involucro campanulato, bracteis
fere 2-serialibus, herbaceis, subadpressis; receptaculo convexo vel elongato, paleaceo, quoque achenio cen-
trali sua palea amplectato, et in ea caduce; floribus marginis flavis vel albis, femineis, floribus disci flavi,
hermaphroditis, corollis tubulosis, limbo 4—5 dentato; antheris basi truncatis, ramis styli florum disci lon-
gis, interdum apice penicillatis; acheniis marginis triangulatis vel compressis; iis disci compressis, margi-
natis; pappo 1—3-setoso, interdum pluri setoso.
Eenjarige vertakte kruiden, somtijds overblijvend. Bladeren tegenoverstaande, meestal getand; hoofdjes
tamelijk klein, lang gesteeld, met of zonder straalbloemen, eindelingsch, of somtijds in de oksels der hoogste
bladen; bij sommige soorten ontbreken de straalbloemen; omwindsel klokvormig; schubben ongeveer in
twee rijen, kruidachtig, eenigszins aangedrukt; bloembodem bol of verlengd, met schubben voorzien; de
vruchtjes der schijf bloemen worden door bun schub ingesloten en vallen met deze af; randbloemen geel of
wit, vrouwelijk, schijfbloemen volkomen met buisvormige kroon, die in een 4—5-tandige slip eindigt; helm-
knoppen aan den voet afgeknot ,stijltakken der schijfbloemen lang, somtijds aan den top penseelvormig;
randvruchtjes driekantig of samengedrukt, middelste vruchtjes samengedrukt, berand; vruchtpluis uit
1—3 borstels bestaand, somtijds uit meerdere borstels opgebouwd.
Soortelijke kenmerken: Caule repente radicante, fobis oppositis, lanceolatis, petiolatis, basi apiceque
attenuatis, paree dentatis; floribus marginis, plusminus 12, flavis, limbo tridentato; florum disci singuli
palea, apice colorata,' tubo aequilonga circumdato; acheniis terminatis in 2 setis tenuibus ut in Bidente.
Stengel kruipend, wortelend; bladen overstaand, lancetvormig, gesteeld, aan beide einden versmald en
weinig getand; randbloemen ongeveer 12, geel, met aan den top drietandige schijf; iedere schijfbloem is omhuld
door een aan den top gekleurde strooschub, die ongeveer even lang is als de bloembuis; de vruchten
dragen twee teere naalden evenals bij Bidens.
Verklaring der Afbeeldingen: cl. Straalbloempje; b . Schijf bloempje; c. Omwindselblaadje; d . Vrucht.
Groeiplaats : Brazilië en Uruguay, waarschijnlijk op graanvelden.
Nederland: Zij werd den 19 Aug. 1918 gevonden op aanvoerterreinen te Wormerveer door den Heer
A. W. Kloos Jr., die haar eerst hield voor Spilanthes repens Mchx; den 27 Sept. 1914 vond hij haar weder
op dezelfde plaats en werd zij als S. decumbens gedetermineerd; een exemplaar werd in 1914 welwillend door
den Heer Kloos voor de Flora Batava afgestaan.