
HYDNUM ACRE Q. 2047.
HYDNUM ACRE QUÉL
Bittere Stekelzwam.
' PI. 2047.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Thelephoreae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XV, N°. 1170.
Soortelijke kenmerken: Pileo camoso-compacto, turbinato, depresso, tomentoso, e flavo-ochraceo
centro obscuriore, came subconcolori vel griseola, fragili, amaro-piperata; stipite brevi crassiusculo, pileo
saturatiore; aculeis griseo-flavis, apice,albicantibus; sporis globosis, spinulosis, 6 [x.
Hoed vast-vleezig, tolvormig, neergedmkt, viltig, licht bruin okerkleurig met donkerder midden;
vleesch evenzoo gekleurd of grijsachtig, breekbaar, bitter-peperachtig van smaak; steel kort, tamelijk dik,
donkerder dan de hoed; stekels grijsachtig bruingeel met witachtige punten; sporen bolvormig, gestekeld,
6 (x in doorsnede.
Hydnum acre Quél., Suppl. V, p. 324, t. VI, f. 1; Sacc., Syll. VI, p. 432.
Groeiplaats: In zandige dennen- en kastanjebosschen bij Parijs en bij Forres in Engeland.
Nederland: Deze voor ons land nieuwe en ook elders zeldzame paddestoel werd in Aug. 1917 door den
Heer J. L. F. de Meyere op een paar plaatsen gevonden n.1. in het Ede’sche bosch onder eiken en op Hoeke-
lum onder Bennekom onder beuken. Terzelfder tijd ontdekte de Heer A. Joman haar te Amersfoort, terwijl
zij in September 1919 werd wedergevonden door Mej. C. Cool en Dr. F. Broeksmit in het Twickelsche
bosch bij Delden.