
BOLETUS APPENDICULATUS SCHAEFF.
Boleet met aanhangsel
Pl.2056.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomyeetes. Sect. Polyporeae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. X, N°. 740.
Soortelijke kenmerken : Pileo compacto, e pulvinato expanso, subtomentoso, e fusco lateritio; stipite
obeso, ventricoso, radicato, apice subreticulato; tubulis adnatis, curtis, poris minutis, angulatis, flavis.
Stipes 8 cm. longus, circiter 2 cm. crassus, vix umquam rubens; caro pallida; pilei 5 cm. et ultra lati,
color varius.
Hoed vast, eerst kussenvormig, dan uitgespreid, bijna viltig, bruinachtig, steenrood; steel dik, buikig,
wortelend, naar boven eenigszins netvormig geaderd; buisjes aangegroeid, kort, poriën klein, hoekig, geel.
Steel 8 cm. lang, ongeveer 2 cm. dik, slechts weinig rood; vleesch bleek; hoed 5 cm. breed of grooter, van
verschillende kleur.
Bóletus appendiculatus Schaeff., t . 130 ; Fr., Epicr., p. 416, Hym. Eur., p. 505 ; Britz., Bol. f. 13 ; Sacc.
Syll., VI, p. 23; B. radicans Bostk., t. 26 ; Trog, N°. 381.
Groeiplaats : In boschrijke streken in Europa. Zeldzaam.
Nederland: De af geheelde Boleet komt telken jare voor in beukenbosschen bij Zeist, werd ook in talrijke
exemplaren gevonden in 1916 door den Heer J. L. F. de Meyere in beukenbosschen te Ede, terwijl Mej.
Cool haar in 1915 op Elswout bij Haarlem, eveneens onder beuken, verzamelde en zij haar in vele exemplaren
den 1 September 1921 waarnam onder dezelfde boomen op Huize Warmont. Omtrent de soortsbepaling
heerschte verschil van meening. Dr. Meulenhoff hield haar oorspronkelijk voor B. versicolor, alzoo behoo-
rende tot de Chrysenteron-groep, de Heer van Berk kon tot geen bepaalde soort besluiten, terwijl Mej. Cool
haar tot B. torosus bracht; eindelijk determineerde de Heer de Meyere haar als B. pachypus. De afgebeelde
plant heeft vrij lange buisjes, wat niet geheel overeenstemt met de beschrijving van B. appendiculatus, als
hoedanig zij op voorstel van Dr. Meulenhoff werd gepubliceerd in het Kruidkundig Archief en in de Mede-
deelingen der Nederlandsche mycologische Vereeniging. De jonge exemplaren gelijken sterk op B. edulis,
met welke soort ook oudere exemplaren vrij veel overeenstemmen; de smaak is eenigszins zuur, terwijl zij
een sterken geur van Jodoform afgeeft.