LACTA US uv DU 2020
LACTARIUS UVIDUS FR.
Paarse melkzwam zonder gordels.
PI. 2020.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Seot. Agaricineae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. XI, N°. 825.
Soortelijke kenmerken: Püeo eamosulo, e gibbo-convexo depresso, visooso, azono, glabro, flavo-
cinereo yel cameo cinereo, margine glabro primitus involuto ;stipite flayo-pallido; subaequilato, leyi, glabro,
e faroto cayo, visooso, subrimoso, lamellis flavo-albis, confertis, tenuibus; adnato- decurrentibus, laesis
violascentibus; lacte ex albo lilacino, vix acri.
Hoed dun-vleezig, bultig gewelfd, daarna ingedrutt, kleyerig, zonder gordels, kaal, geelgrijs tot yleesch-
, kleurig-grijs, rand kaal, eerst ingerold; steel bleekgeel, bijna cilinderyormig, glad en kaal, eerst geyuld, later
hol, kleyerig,, bijna gegroefd; plaatjes geel-wit, dicht, dun, aangegroeid-afloopend, bij kneuzing paars wordend;
melksap eerst u it, spoedig paars, weinig scherp. H o ed ^-7 oM. breed, steel 5—7 cM. hoog, 1—1,2 oM.
dik; sporen kogelvonnig, gestekeld, 8—10 x 8 (x.
Loctarim uvidns 'Fr., B fk r ., j>. 338, Eym. Eur., p. 426 : Pat., Tab. 209 : GW., C. F., cumieme, Berk.,
OM., p. 205 : Sace., SyU. V, p. 431: Oud., Béu. 1, p. É i : Agaricm Fr., S. M. 1, p. 66 et Obs. 2,p. 191:
Warm., p. 41: Batsóh. f. 202, A. et N°. 616 : Star., N°. 475 ; A. argematus Knmbh., t. 57, f. l i - 1 6
(par. pdllida): A. livescens Passer.
Groeiplaats : In vochtige bosschen in Europa en Midden Noord-Amerika.
Nederland: De afgebeelde exemplaren werden 18 Oct. 1918 gevonden door Mej. C. Cool, gedurende de
Consuls-excursie te Denekamp langs de Dinkel in een dennenbosch.
Ofschoon de champignon door Rioken als algemeen wordt aangegeven, is hij dit in ons land niet. Of-
schoon hij in den Prodromus Plorae Batayae reeds yoor Haarlem werd vermeld, werd bij eenige malen m de
omstreken van Zwolle gevonden door den Heer P. J. A. J. Meulemeester, terwijl Mej. Oooi hem in 1916
aantrof bij ’s Hertogenbosek en zij en de Heer Dr. F. Broeksmit hem in Sept. 1919 nogmaals vonden^n
prachtexemplaren in de Faisanerie van het Twickelsche bosch te Delden.