
RUMEX MAXIMUS Schreb.
Grootste Z u r in g .
Eoogduitsch: Grössester Ampfer.
Engelsch: Largest Dock.
Bloeit: Junij 2j..
Stelsel van Linnaeus: GL VI. O. III. Hexandria Trigynia.
Stelsel van De Candolle: Vasculares Dicotyledoneae. O. Polygoneae.
Geslachtskenmerken. Zie N°. 532, deel VII.
Soortelijke kenmerken. Laciniis perigonü fructiferi interioribus triangulari-cordatisi omeMs
racemis paniculatis sub-aphyllis, foliis radicalibus caulinisque inferioribus obïongis acute basi obbque ovate
cordatisve petiolis supra planis lato-canaliculatis utrinque costa prminula margmatis.
Binnenste bloemdekslippen van de vruchtbare bloemen driehoekig hartvormig, aBenvm een bobbeltje mor-
zien; bloemtrossen pluimvormig, nagenoeg bladloos; mortelbladen en onderste stengelbladen langwerpig spte,
aan den voet scheef eirond of hartvormig; bladstelen van boven vlak, gootvormig, ter wedermie var, een
uitstekenden rand voorzien. __ , .
De bloei)ende stengel wordt van 1 tot 2 meter hoog, is regt, gevoerd, hoogrood van kleur en heeft dunne
re^ ° P^ “ ^geteldê plant is een der zeer afwisselende en dikwijls twijfelachtige vormen tusschen R. Patiënte
L , R. Hydrolapathum Huds. en R. aquaticus L. - Zij verschilt van de beide eersten door de“™1“ ^e '
den, en van de laatste door de knobbeltjes op het binnenste bloemdek; van allen door de bladstelen. Hare
houding komt met die der eerste overeen. - Hare bladen onderscheiden zich door eene eigenaardig; frisch
gras- of spinazie-groene kleur; de binnenste bloembekleedsels zijn rood geaderd. e vorm e
zeer verschLid; meestal scheef, maar ook somtijds, vooral bij de stengelbladen, « ^ 1 ^
platte, van twee opslaande randen voorziene, gootvormige bladstelen zijn echter
Volgens Koen \Syn. Fl. Berm:) zijn de binnenste bloemdekslippen eenigzms getand; volgens Meisner (in De
Candolle Prodr. Syet. Begn. Veg. XIV. 48), en mijns inziens teregt, is dit niet altijd het geval. S N. .
heterophyttus Schultz, B. aeutm Hartm, B. aquaticas a heterqphyUus Meyer.
Verklarino der Afbeelding!: o. bloemstengel, b. id. in later tijdperk; c. bladsteel, d. id. in doorsnede;
e. bloempjes; ƒ. vruchtbeginsel met de stempels. . ' ' ...
Groeiplaats. Aan waterkanten; op vochtige plaatsen, doch overal zeldzaam. Noordelijk Europa, Kaukasiè,
zeldzamer in het Zuiden. Ontbreekt in Engeland (Watson). . ; •• f
Nederland. In den Prodr. Fier. Bat. is deze soort slechts vermeld als door Dr. van der Sande Laooste
gevonden bij Dordrecht, aan de Merwe. Door mij is zij gevonden tusschen het hakhout m een laag gelege
bosch, genoemd het Koningsboscb, onder Overveen bij Haarlem. Eenige exemplaren groeij en daar op eene
enkele plaats bijeen, doch nergens elders. Een dier exemplaren heeft voor onze afbeelding gediend.
. . — . v i , ____ -i.iiwini- inrt+mni-friö dnnl nlc flftR. Patientia.