
ECHINOSPERMUM LAPPULA Lehm.
Sie keizand.
Hoogduitsch: Klettenartiger ïgelsaame.
Eng'elsch: Common Lappula.
Bloeit: J ulij—Aug. i O '•
Stelsel van L ïn n a e u s . Cl. V. O. I. Pentandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel. Vasculares Dicotyledoneae O. Boragineae.
Geslachtskenmerken. Nuces 4 triquetrae, margine muricatae, angulo dorsali stylo adnatae.
Vier driekantige nootjes met stekeligen rand en met den ruggelingschen hoek gian het stijltje gewassen.
Soortelijke kenmerken. Caule superne ramoso, foliis lanceolatis pilosis ciliatis, corollis calyce longiori-
bus, pedunculis fructiferis erectis, nucibus margine aculeis glochidatis biserialibus disco lateralibusque tuberculatis.
Stengel van boven takkig; bladen lancet vormig, behaard, gewimperd; bloemkroon langer dan de kelk;
bloemsteeltjes opgerigt, ook als de vruchtjes ontwikkeld zijn; nootjes knobbelig, met tweerijige, aan den
top in haakjes gespletene stekels aan den rand. Syn. Myosotis Lappula L. Bochelia Lappula R et S.
Cynoglossum Lappula Scop. Lappula Myosotis Moench.
Groeiplaats. Dorre, steenachtige, zandige streken, op de vlakten en lage gebergten. — Noordelijk Azië,
Kaukasië, Rusland (Ledebour), Finland, Zweden, Noordelijk Noorwegen (Fries), Duitschland (Koch) ,
Frankrijk (Gren. et Godr.), Dalmatië (Visiani) , Griekenland (Prod. D. C.) , Noordelijk Italië (Bertoloni),
Oostelijk en Midden-Spanje (Willkomm) , Sporadisch in Denemarken, Zuidelijk Zweden en Noorwegen
(Fries), Noordelijk Rhijn-Pruissen (Wirtgen) , België (Crépin); zeer zeldzaam in Nederland (Prodr. Fl.
Bat.) , en in Engeland (Watson). Schijnt te ontbreken in Portugal (Brotero) en in Ierland (Moore). —
In Noord-Amerika gevonden bij het meer Huron en in het Noordwesten (Hooker).
Volgens Alph. de Candolle is deze plant thans overal rondom de Noordpoolstreken verspreid en schijnt
die verspreiding van Rusland uit te zijn geschied. De Candolle noemt haar onder de planten, die wegens
hare stekelige zaden ligt door het menschelijk verkeer kunnen verspreid worden, zooals het geval schijnt
geweest te zijn in Engeland, waar zij in 1840 en 1841 voor het eerst in Suffolk en in 1841 in Herfords-
hire is gevonden en waarschijnlijk met koopwaren van de tegenoverliggende Fransche kust is aangevoerd.
In Frankrijk is zij overal algemeen. In Amerika is zij, volgens De Candolle , niet oorspronkelijk (Zie
Géogr. Bot. p. 677 , 751).
Wij hebben hier een merkwaardig voorbeeld van verspreiding. Algemeen in het grootste gedeelte van
Noordelijk Azië en Europa, wordt onze plant naar het Noord- en Zuidwesten meer en meer sporadisch en
ontbreekt geheel in de westelijkste streken (Ierland, Portugal).
Nederland. Op oude muren en puinhoopen, zeer zeldzaam en sporadisch. Spanjaardsbrug bij Leiden (Dr.
Dozy); Jaagpad aan de Weesperzijde bij Amsterdam. (Dr. van der Sande Lacoste) (Prod. Flor. Bat.).
De afgebeelde exemplaren ontving ik door de welwillende zorg van den Heer Th. H. A. J. Abeleven te
Nijmegen, die ze aldaar in 1871 op de Vestingwerken heeft gevonden.