
CYP.E.RUS FUSCUg.
Bruin Cypergras.
Hoogduitsch: Brannes Qypg^gr&s.
Engelsch: Brown Cyperus, •
Bloeit: Julij^Sept, Q,
Stelsel van Linnaeus. Cl. III. O. I. Triandria Monogynia.
Stelsel van De Candolle. Vasculares Monocotyledoneae. -Ord, Cyperaceae.
Geslachtskenmerken, Spicula disticha. Glumae carinatae, numerosae, iipbricatae, ompe§ florifërae, vel
2— 3 infimarum minores et vacuae. Setae squamulaeve nullae.
Aartje tweerijig. Bloemklepjfis gekield, talryk, dakpanswijs geplaatst, alle bloemdragend, of de 2—3 onderste
kleiner en onypichtbaar. Geen borstels of schubjes.
Soortelijke kenmerken, Anthela subdecomposita, papitulis subrotundis pedunculatis sessilibus.que in apice
ramorum longiorum geminis ternisve, spiculis linearibus copopressis, glumis oblongo-ovatis depique patulis et
remotiusculis, stigmatibus 3, nucula elliptica utrinque attenuata argute triquetra, involucro subtriphyllp urn-
bella longiore, radice fibrpsa.
Bloemspeer min of meer dubbel yertakt. w Bloemhoofdjes min of meer rond, gesteeld of ongesteeld, aan
den top der langste tpkjes dubbel of drietallig ; aartjes lijnvormig zaamgedrukt; klepjes langwerpig-eirond,
later .uitgespreid en eepigzins uit elkaar geplaatst; drie stempels; vruchtje elliptisch, onder en boven versmald,
scherp driekantig; twee of drip schutbladen,- langer dan de bloemspeer; wortel vezelachtig. Syn. C.
ferrugineus Forsk., G. protractus Delile, C. brachystachys Presl., C. Forskald Dietr.
Groeiplaats. Op vochtige graslanden, in moerassen en op gronden die nu en dan overstroomd worden.
Europa, Creta, Klein-Azië, Egypte, Noord-Afrika (Kunth) , Siberië, Kaukasus (Ledeb.) '
Nederland. Op vochtige of overstroomd geweest zijnde zandgronden. Werkendam, Ooische Waard en
Weurt (Prodr. Flor. Bat,); zandplaat bij Rossum (van der Trappen); Leiden (Mulder); Gorkum(Lacoste) ;
Haarlem, (v. d. Trappen).
Het afgebeelde ex. zijn wij verpligt aan den Heer Prof. W. F. R. Suringar, die het in het Beekberger-
woud bij Apeldoorn gevonden heeft.