
POPULUS NIGRA L.
Zwarte Popel.
Gewone Populier, Popel, Zwarte Peppel,
lloogduitsch: Sehwarze Pappel, Gemeine Pappel, Pappelweide.
Engfilsch: Black Poplar.
Bloeit: in Maart f:.
Stelsel van Linnaetjs. Cl. XXII. 0 . 7. Dioecia Octandria.
Natuurlijk Stelsel. Vasculares Dicotyledoneae. 0 . Salicineae.
Geslachtskenmerken. Flores dioïci in amentis cylindricis quam folia praecocioribus. Flores masculi 4—8 vel 12 -30-
andri. Filamenta libera, capillacea, basi disci oblique truncati inserta. Antberae bilobae, lobis parallelis longitudina-
mer üehiscentibiis purpureis. Flores feminei in amentis quam masculi saepius magis elongatis minusque densiflores
dispositi. Bracteolae glabrae vel pubescentes, membranaceae, lobatae vel palmatifidae vel fimbriatae plerumque caducae.
uupula brevis patens ovarium uniloculare multiovulatum stipitatum cingens. Stylus brevis saepius bifurcatus. Stigmata
z Diiurcata vel laciniata. Capsula unilocularis 2 valvis polysperma viridis glabra.
Bloemen tweehuizig, in ongesteelde of gesteelde hangende katjes, die vroeger uitkomen dan de bladen. — Mannelijke
Dioemen met 4 - 8 of 12—30 meeldraadjes. Meeldraadjes vrij, haarvormig, op den voet van een schuin afgeknotte
schijt bevestigd. Helmknopjes tweelobbig, met evenwijdig geplaatste, overlangs splijtende lobben. — Vrouwelijke
bloemen m dikwijls grootere en langere katjes dan de mannelijke, digt opeengeplaatst. Schubjes glad of zacht behaard,
vliezig, gelobd of handspletig, of franjeachtig gewimperd, en meestal a fv a llen d .N a p je kort, uitstaand, den een-
hokkigen, veel-eijengen, gesteelden eijerstok omringend. Stijltje kort, meest tweevorkig getakt. Twee dubbel gevorkte
of geslipte stempels. Zaaddoos eenhokkig, tweekleppig, veelzadig, groen, kaal.
S oortelijke kenmerken. Gemmis glabris viscosis, foliis sub-rhomboïdeis acuminatis basi cuneiformibus, dentatis,
adultis glabns nitidis et fere concoloribus.
Knoppen kaal, kleverig; bladen min of meer ruitvormig, spits toeloopend, aan den voet wigvorSig, getand; de
volwassene kaal, glanzend ter wederzijde nagenoeg gelijkkleurig.
De bloedende takjes hebben een helder geelachtig bruine kleur en eivormige, spitse, bruingele, zeer kleverige
Knoppen. De bladen zijn, en dit is het beste kenmerk, min of meer ruitvormig, gewoonlijk langer dan breed en
puntig toeloopend, langer dan de bladstelen, en worden later hard en van boven glanzig. De mannel. bloemkatjes zijn
ongesteeld, de vrouw, gesteeld, meer los en hangend; de mannel. bloem bevat 20—30 meeldraden *) met donkerroode
helmknopjes. De schubjes der mann. en vrouw, ex.’ zijn geelachtig, lang gewimperd en vallen spoedig af. — De
onJebogenS bruin^etT** b° r0nd’ “ et 4 ïoren en door het naPJe omringd. Het stijltje is zeer kort, de stempels zijn
B m H B B I bladen der takken, die het digtst bij den stam zich bevinden en die der jonge plantjes en uitloopers
zijn dikwijls veel breeder dan lang, stomp, bijna afgeknot, en komen, zeer overeen met die van de P pyramidalis
snrefdpTnn6 üke mdl,!due“ z!In meest veelstammig of van onder op spoedig vertakt, met laasgroeijende, wijduitge-
ffu ?d® takk2n. f zeer knoestige, met vele uitloopers bezette stammen, waardoor zij veelal een heesterachtig, voorkomen
hebben. Zij kunnen echter een hoogte van 50 voet en meer bereiken, doch onderscheiden, zich altijd door hunne
Z v Ä ? . 1 knoesten en ruitvormige bladen van den Canada-popel (P. monilifera Alt). De vrouw, individuen
Z(]n veel zeldzamer en onderscheiden zich van de mann. door de helderder kleur der twijgen, bladstelen en bladen.
voet d ikZ k ’ dl-e df , ' l ls d?n zwarten !s Tmvard- beeft altijd meer breede dan lange, driehoekige, aan den
voet dikwijls hartvormige bladen, die korter zijn dan de bladstelen en daardoor bewegelijker dan die van P V r a De
stammen worden gewoonlijk dikker en hooger, minder knoestig en vertakken zich .eerst hoog boven den grond.
1e.., w , 1 °Pel 1S een d'gter bebladerde, meer schaduw gevende boom dan de Canada, die in weerwil van zijn
dikwijls verbazenden om vang een schrale en zeer doorzigtige bladerkroon vormt. J
« n -T w n ^ MS.D™ , t ? EELDING-,P1,a”t 1,097: ”"ani\ ex' «-.bloempje, 4. bloemschijf, c. schubje,gr.) Plaat 1098. vrouw. ex. a. schubje, 4. c. eijerstok; d. jonge spruit, e. ƒ. rijpe vrucht; g. za add. meeldraadjes, (ver-
„ S ï ï H ™ De Centraal-Asib (B unoe) , Midden- en Zuid-Rusland, Caucasië (L e d b bo d * ) ;
Klein-Azifc, Europa, van zuidelijk Scandinavië en Finland (Ür ie s j tot de Middellandscl.e Zee. Azorische eilanden (D ro u e t ).
Nederland. Deze boom schijnt hier voorheen veel algemeener geweest te zijn dan thans, en in aanplantingen geheel
W s ddê ^ nad*-P°R*l verdrongen , welke laatste ook veel waardiger bout levert. - Den zwarten popel vond^k op en
i l l m b l r “ ’ Si I hp f daar 'n het ™ld en zlechts bij toeval tnsschen de C o d a 's nu en dan
aangeplant. — Hij is daar nog bekend onder den naam van ouderwetsche Popel, Zeer oude exemparen vond ik op de
buitenplaats Elswout bij den vijver en tusschen Vogelenzang en Noordwijkerhout, bij het zoogenaamde Paardenkerkhof
/ nkan‘ °S I i f l OP Tessel en Vlieland (HolkemaI , ’v L n e I n m S “
het Westland (van deb Trappen), is hij als wild vermeld. - De afgebeelde ex. zijn uit de Duinen bij Overeen
Gebruik. Hoewel minder waard als opgaande woudboom dan de Canada, is onze soort uitmuntend geschikt voor
dumbeplanting. Zij groeit zeer welig op de schraalste hoogten, en is door hare spoedige vertakking en heesterachtigen
groei tegen verstuiving nog aanbevelenswaardiger dan de Canada. Evenals de kruipwilg werkt zij door dien groefde
vorming van dinnkegels m de hand. - Vooral zou ik aanbevelen, vrouwelijke exemptartn L L duTnen te E e n
daar deze rijkelijk zaad vóórtbrengen, dat overal verspreid, spoedig geheele oppervlakten met planten zal bellenden’
mits men slechts zoo na mogelijk aan het strand de boomen plant. ™ ■ ^ Iecaen>