
POLYPORUS MARGINATUS (Pers.) Fries.
Gerande Polyporus.
Hoogduitseh: Gerandeter Löcherschwamm.
Engelsch : Marginated Polyporus.
Stelsel van Linnaeus. Cl. XXIV O. V. Cryptogaraia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares. Mycetes, O. I. Hymenomycetes. Trib. II Polyporei.
Geslachtskenmerken. Zie Deel X , n° 730. Afd. IV Apus. 5 Foraentarii.
S oortelijke kenmerken. Pileo suberoso-lignoso subapplanato incrustato concentrice sulcato glabro demum
nigricante, limbo griseo-pruinoso, ad marginem pallidum versicolori-zonato intus duro alutaceo, poris rotun-
datis stramineis, ore nudo albo, tritis rufescentibus. Fries.
Hoed kurkachtig-houtig, min of meer afgeplat, met een korst overtrokken, met concentrische groeven,
kaal, later zwartachtig, met grijs berijpten, wit geranden, met verschillend gekleurde banden geteekenden
zoom, van binnen hard, ledergeel, met ronde, stroogele poriën; monding der poriën wit, gedrukt of gewreven
wordende, roodachtig.
De buitenste, jongste zoom is wit-grijs, de tweede (jarige) bruinachtig, de derde bloedrood, ruw, dè
verdere zwartachtig gerimpeld en gespleten en met een hoornachtige korst bekleed. De oudere poriën zijn
bleek houtkleurig.
Deze soort komt zeer overeen met de P. pinicola Fries, en is daarvan welligt alleen door de minder
regelmatige lagen onderscheiden. Het uitsluitend voorkomen van de eerste op beuken en van de laatste op
dennen en berken, is mijns inziens niet genoegzaam bewezen.
Groeiplaats. Volgens Fries aan beukenstammen, #volgens Rabenhorst ook aan andere boomen, volgens
den Prodr. Fl. Bat. ook aan oude palen en balken. — Het afgebeelde exemplaar is door mij in Oct. 1871
gevonden aan een boomstronk, op het landgoed den Dienpas, bij Doesborg. Voorts is zij door den Heer Van
der Trappen in het Westland gevonden.
POLYPORUS LUCIDUS (Leyss.) Fries.
Glanzende Polyporus.
Nieuw voor de Flora van Nederland.
Hoogduitseh: Glanzender Löcherschwamm.
Engelsch: Lucid Polyporus.
Stelsel van Linnaeus. Cl. XXIV. O. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares. Mycetes. O. I. Hymenomycetes. Trib. II Polyporei.
Geslachtskenmerken. Zie Deel X , n° 730. Afd. II Pleuropus. 2 Lighosi. Fries.
Soortelijke kenmerken. Pileo suberoso-lignoso flabelliformi sulcato rugoso stipiteque laterali aequali laccatis
nitidis e flavo sanguineo-castaneis, poris determinatis longis minutis ex albo cinnamomeis.
Hoed kurkachtig-houtig, waaijervormig, gegroefd-gerimpeld ; even als de zijdelingsche, aan den hoed gelijke
steel, vernisachtig -glanzend, eerst bleekgeel, dan bloedrood-kastanjekleurig, met bepaalde, lange, kleine,
eerst witte, daarna kaneelkleurige poriën.
De steel is somtijds zeer kort en ontbreekt ook wel (Rabenhorst).
Deze fraaije zwam onderscheidt zich van de haar verwante soorten door den eigenaardigen vorm en
vooral door de glanzende als verlakte bovenzijde. — Zij komt, volgens Fr ie s , op de geheele aarde, uitgezonderd
de Poolstreken voor en is de eenige, die in de gematigde luchtstreken de pracht der tropische
zwammen eenigzins vertegenwoordigt. — Zelfs in zuidelijk Zweden groeit zij talrijk op eiken. Ook in Duits e iland
en Engeland is zij niet zeldzaam.
Het mag dus een belangrijke aanwinst voor de Nederlandsche Flora heeten, dat een exemplaar dezer
zwam door den tuinman J. Kriest, in 1871, op een zeer ouden abrikozenboom, in den tuin vandenHoog-
leeraar Dr. J. H. Scholten te Leiden'is gevonden. — Naar dit exemplaar, mij door de welwillende tusschen-
komst Van onzen verdienstelijken teekenaar, den Heer A. J. Kouwels , bezorgd, is onze afbeelding genomen.