
HOMALIA TRICHOMANOIDES. Schimper.
Varenachtige Homalia.
HoogduitseTi: Trichomanes-artige Homalia.
Engelsch: Trichomanes-like Homalia.
Vruchtjes rijpen: in den herfst,
S telsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. III. Cryplogamia. Musci.
S telsel van De Candolle: Cellulares foliosae. O. Musci*
Geslachtskenmerken: Plantae pluries et distiche ramosae. Folia distiche imbricato-divergentia,
complanata vel decurva, cultriformi- et subhamato-lingulata, laevia, nitidissima, reti minutissimo superne
rhombeo inferne anguste oblongo hexagono. Flores monoici. Capsula alte pedicellata, suberecta vel cernua,
operculo obliquirostro. Annnlus distinctus. Peristomium duplex ; externi dentes longi, integri; interni
processus carinati, dentibus aequilongi, inferne in carina auguste pertusi, ciliis'interjectis nullis vel brevibus.
Meermalen tweerijig vertakt. Blaadjes tweerijig, schubbig-uiteenwijk end, vlak of neergebogen, mes- of
min of meer haak-tongvormig, glad, glanzig. Celweefsel der blaadjes zeer klein, aan den top
ruitvormig, aan den voet smal langwerpig, zeshoekig. Bloemen eenhuizig; vrucht hooggesteeld, min of
meer opgerigt of neergebogen; dekseltje schuin gesnaveld. J f p in g duidelijk. — Binnenmond dubbel;
buitenste tanden lang, gaaf; uitsteeksels kielvormig, even lang als de tanden, van onder in het kieltje met
smalle spleten; wimpers ontbrekend of zeer kort.
Soortelijke kenmerken. Caespites laxiusculi, dilute virides. Folia oblóngo-cultriformia et subfalcata,
breviter et obtuse apiculata, toto fere margine subtiliter eroso-serrulata, costa pertenui evanida instructa.
Zoden los, zachtgroen. Blaadjes langwerpig-mesvormig en min of meer zeisvormig, kort en stomp gepunt,
bijna langs den geheelen rand fijn uitgebeten gezaagd-getand, met een zeer smalle, verdwijnende middenrib.
Syn. Hypnum trichomanoïdes Schreb. leshea trichomanoides Hedw. Omalia tricliomanoïdes Br. et Sch.
Neckera trichomanoïdes Hartmau.
Het geslacht Homalia nadert het meest tot het g. Neckera, waarvan het zich onderscheidt door de onregelmatige,
niet gevinde vertakking der vruchtbare hoofdtakken, door de vlakkere, van een enkele midden-
nb voorziene, getande blaadjes, de eenigzins schuin gebogen vruchtjes, door den duidelijken ring en einde-
lijk door den grooteren binnénmoud.
Verklaring der afbeelding: 1. de plant; 2. vruchtbare tak, vergroot; 3, blaadjes; vergr.; 4. bladvoet,
100 m. vergr.; 5. bladtop, 100 m. vergr.; 6. kransblad, vergr.; 7. maun. bloem, vergr.; 8. vrouwelijke,
vergr.; 9 ., 10. vrucht, vergr.; 11. huik je, vergr.; 12. binnenmond, 100 m. vergr.
Groeiplaats. Op boomstammen en wortels, op rotsen, steenen, zelden op den grond, in vochtige
bosschen, meestal gemengd met Neckera complanata of Anomodon attenuatum. Midden-Europa, zeldzaam
in de koude noordelijke en drooge zuidelijke streken.
Nederland. Voorschoten, Warmond, Z. Schalkwijk bij Haarlem, Amstelveen, Schalkwijk (ü tr .), Dordrecht,
Zwijndrecht, Zalk, Zwolle, Beekbergerwoud, Ubbergen, Walchereu, Zuid-Beveland, Hulst, Amelis-
waard bij Utr., Beek bij Nijmegen, Maastricht, (Soest, Utrecht, Helpen, Groningen) (Prodr. flo r. Bat.)
Het afgebeelde exemplaar is door mij gevonden in het groote Bosch te Zuid-Schalkwijk bij Haarlem.