
ENCALYPTA STREPTOCARPA Hedw.
Dompermos met gedraaide vruchtjes.
Hoogduitsch: Spiralfrüchtiger Glockenhut.
Engelsch: Spiral fruited Encalypta.
Vruchtjes rijpen: Julij—September.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect III. Cryptogamia Musci.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Foliosae. O. Musci.
Geslachtskenmerken. Plantae caespitulosae dichotome fastigiato-ramosae toto caule fere radiculis rufis
ofcrutae. Folia pentasticha liguliformia tereti-costata apicem versus valde chlorophyllosa basi hyalina. Flores
mönoici vel dioici, capsula erecta regularis peristomio simplici vel duplici raro nullo. Dentes maxime variables.
Operculi rostrum longissimum rectum. Calyptra maxima cylindrico-extinctoriiformis totam capsulam
obvelans in rostrum styliforme producta.
Kleine zoden vormende, vorkig-evenhoog vertakte plantjesdie over hun geheelen stengel nagenoeg met
rosse wortelvezeltjes zijn bedekt. — Bladen vijfrijig, bandvormig, met ronde middenrib , aan den top zeer
rijk aan bladgroen, aan den voet doorschijnend. — Bloemen een- of tweehuizig. Vrucht opgerigt, regelmatig,
met een enkel of dubbel, zelden zonder mond beslag. — Tandjes zeer verschillend. — Snaveltje van het
deksel zeer lang, regt. Huikje zeer groot, cylinder-dompervormig, de geheele vrucht bedekkend, in een stijl-
vormigen snavel uitloopend.
Soortelijke kenmerken. Dioica caespitans. Folia oblongo-lingulata mutica, costa ad apicem produeta,
perichaetalia e basi oblonga anguste lanceolata erecta. Capsula ex ovato cylindrica spiraliter aurantio-striata.
Peristomii dentes capsulam dimidiam longitudine fere aequantes filiformes remote nodosi, cilia numerosa den-
tibus fere dimidio breviora filiformia. Tweehuizig, zodevormend. — Bladen langwerpig-tongvormig, ongepunt,
met tot den top voortloopende middenrib, die van den krans aan den voet langwerpig, naar den top smal
lancetvormig, opgerigt. Vruchtje aan den voet eirond verder cylindervormig, met spiraalswijs loopende oranje
strepen. Tanden van het mondbeslag bijna half zoo lang als de vrucht, draadvormig, verwijderd-knoopig.
Wimpers talrijk, bijna half zoo lang als de tanden en draadvormig.
De groep der Encalypteae, die slechts het enkele geslacht Encalypta bevat, is vooral gekenmerkt door het
lange dompervormige huikje.
Verklaring der afbeelding. 1 plantjes; 2 eene plant, vergroot; 3 bladen (vergr.); 4 kransblad (vergr.);
5 bladvoet (100 m. vergr.) ; 6 bladspits, (100 m. vergr.), 7 onrijpe vrucht j 8 rijpe vrucht.
Groeiplaats. Op rotsen, steenen en muren in de bergstreken van midden-Europa tot in de Alpenstreek,
op 6000' hoogte; ook afdalend in de vlakten van het Noorden, doch daar zelden vruchtbaar. Bemint vooral
een kalkachtigen bodem. — Volgens Sullivant, ook in Britsch Amerika.
Nederland. Rotsen te Caastert (Limburg).-, Bloemendaal. (Prodr. Fl. Bat). Rotsen te Valkenburg (Limburg)^
van der Sande Lacoste. I)oor mij zonder vrucht gevonden op de zwaar met sparren begroeide duinhelling
van Duinendaal bij Bloemendaal. De afgebeelde exemplaren zijn door Dr. van der Sande Lacoste in 186Ö
verzameld te Valkenburg en mij door de welwillende tusschenkomst van Prof. C. A. J, A. Oudemans aangeboden.