
L E P ID IUM DRABA L.
Draba-kers.
Hoogduitsch: Stielumfassende Kresse.
Engélsch: Whitlow Pepperwort.
Bloeit: Mei—Junij 2J..
Stelsel van Linnaeus: Cl. XV’ O. I. Tetradynamia Siliculosa.
Stelsel van De Candolle: Vasculares Dicotyledoneae. O. Cruciferae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel II. N°. 457.
Soortelijke kenmerken. Silicula cordata aptera valvis turgidis, stylo dissepimentum aequante, foliis ovato-
oblongis repando-dentatis, radicalibus in petiolum attenuatis, caulinis basi sagittata amplexicaulibus.
Hauwtje hartvormig, ongevleugeld, met gezwollen klepjes; stijltje even lang als het tusschenschot; bladen
eirond-langwerpig, verwijderd getand; de wortelbladen van onder tot een bladsteel versmald, de stengelbla-
den stengomvattend, aan den voet pijlvormig.
Stengel weinig vertakt; bloemtak tuil vormend; bladen zacht-behaard; bloemen wit. S yn. Cochlearia Draba
L. Cordaria Draba Desv. Cardiolepis dentata Wallr. Draba ruderalis Baumg.
Verklaring der afbeelding, a. bloem, b. vrucht en zaadje' (vergroot).
Groeiplaats. Op velden, langs muren en wegen, op akkers. De oorspronkelijke groeiplaats dezer plant
strekt zich uit van Zuid-Oostelijk Europa tot in de steppen van Midden-Azië. — V.olgens Lehmann, groeit
zij overal in Oestjoert op de leemgronden van de Moegosarische steppe, en is een onkruid op de velden
rondom Boekhara; voorts is zij door hem gevonden bij N. Alexandrowsk, bij de baai van Aktschi-basch en
in de steppe aan den Koervan-Darja. (Bunge, Beitr. z. Eenntn. d. Flor Busslands und der Steppen Central-Asiens,
35). Volgens boissier, is zij ook oorspronkelijk in Zuid-Oostelijk Europa, Griekenland, Macedonië, en in
Azië in Turkestan, in Babylonië, Perzië, Afghanistan en Beloetchistan; (Flora orientalisI. 356.) In de
ziltige vlakten van den Altaï is zij door Bunge gevonden. (Flora Altaüca, III. 484). Volgens Alph. d*e
Candolle groeit zij in Italië en Sardinië nog op woeste gronden, in Zuidelijk Spanje echter op bouwland,
ontbreekt in Algerië, is schaarsch in Frankrijk en Engeland, en komt in Zuidelijk Duitschland slechts op
enkele plaatsen, doch meest in vrij. groot aantal bijeengroeijende voor. (Géogr. bot. rais., 652). Noordelijker
dan Frankfort is zij slechts sporadisch aangetroffen, zooals in Brandenburg (Ascherson) , in Gothland (Fries),
in België (Crépin) , en niet lang geleden ook in Nederland.
Nederland. Prof, C. A. J. A. Oudemans vond deze plant het eerst in Junij 4866, langs het IJ, op den
Oosterdoksdijk te Amsterdam, op een ziltigen kleiachtigen grond. In alle daarop volgende jaren is zij daar
door hem wedergevonden; doch in 4870 was zij door den aanleg van een dijk op die plaats, bijna geheel
verdwenen en haar aantal tot ongeveer 20 exemplaren verminderd. — In 4868 is zij door wijlen den Heer
F. Holkema in den Eijerlandschen polder op Texel in groote hoeveelheid gevonden; tijdens mijn bezoek jn
4867 op Texel zag ik haar niet. Het afgebeelde exemplaar is afkomstig van Amsterdam en door Prof. Oudemans
welwillend beschikbaar gesteld.