
V A C C I N I U M U L I G I N O S U M L.
Rijsbessen. — fVaterbeseen.
Veen-B oschbessen, — Stronkbeziën.
H o o g d u i t s c hTrunkelbeere.
Engdsch: Bog Vaecinium.
Bloeit: Mei—Junij "h.
S t e lsel van Lin n a e u s ; Cl, X. O. I. Decandria Monogynia.
S t e l se l van De Ca n do l l e : Vasculares Dicotyledoneae. O. Vaccineae»
Geslachtskenmerken. Zie N°. 449, deel VI.
S oortelijke kenmerken: Foliis deeiduis obovatis obtusis integerrimis subtus glaueis reticulatis, ramistere-
tibus, peduneulis aggregatis nutantibus, corolla ovata.
Bladen afvallend, omgekeerd-eirond, stomp, gaafrandig, van onder zeegroen, netswijs geaderd; takjes rolrond;
bloemstelen in groepjes bij elkaar, neergebogen; bloemkroon eirond.
Deze struik onderscheidt zich van de gewone blaauwe Boschbes (N°. 449, deel VI) door den hoogeren
groei, (de Boschbes wordt gewoonlijk 1—1V2 voet, de Rijsbes 2—3 voet hoog), door de in groepjes geplaatste
bloemen, de donkerder groene, van onder zeegroene of witachtige, geaderde blaadjes, de meer eironde, fris-
scher gekleurde, roodachtige of witte bloemkroonen en de talrijkere, grootere, inwendig witachtige, fïaauw
smakende bessen. De helmknopjes zijn, evenals die der Boschbes, van hoorn vormige uitsteeksels voorzien.
Groeiplaats. Vochtige bosschen en waterkanten in de veenstreken der Noordelijke landen; veenige moerassen
op de gebergten tot in de Alpenstreek. Deze merkwaardige plant is aan het Noordelijk Halfrond eigen en groeit
zoowel in Azië en Europa als in Amerika, van de gematigde streken tot aan de oevers der Poolzeeën. — In zuidelijk
Europa vindt men haar slechts op de hooge gebergten, de Pyreneeën, de Alpen, de Apennijnen en de
Sierxa-Nevada. (Gr en ier .et Godron, Koch, B ertoloni , B oissier ) ; noordwaarts daalt zij allengs in de vlakte.
Zij is zeldzaam in Frankrijk (Gr en ier et Godron) , in België (Cr é p in ) , in Nederland, vrij zeldzaam in Engeland
(W atson) , ontbreekt in Ierland (Moore) , doch komt talrijk voor in de vlakten van Noord-Duitschland (Kling -
grüff) , in Denemarken, Zweden, Noorwegen en Lapland (F r ies), op Ijsland (B abington) en in Noord-Rusland
(Ledebour). In Azië groeit zij op de Oeral-, Altaï- en Baïkalgehergten, (Ledebour , B unge) , op den Himalaya en de
bergen van Tibet en Perzië (H ooker) , in de vlakten van Siberië, tot aan de noordelijkste kust (Ledebour) ,
die zij niet overschrijdt *) on in Kamsehatka. In Amerika vindt men haar langs de Beringstraat, op Oena-
laschka (Chamisso) , aan.de noordwestkust ten noorden van Columbia, en van den Saskatchawan ten zuiden
tot de Hudsonsbaai en de kusten en eilanden der Poolstreken tot in Groenland, ten noorden; voorts op Labrador
en Newfoundland. — In de vlakte is zij niet zuidelijker gezien dan aan den 'Saskatchawan; in de
Vereenigde Staten alleen op de toppen van de White-Hills in New-Hampshire (H ooker) 2).
N ederland. Reeds voor ruim eene eeuw is deze plant door d e Gorter vermeld als groeijende bij Varsse-
veld in het Zutphensehe, en later (Flor. Belg. Sept.) door Re inw a r d t achter Laarsen. — Op de eerste groeiplaats,
in het veen tusschen Varsseveld en Lichtenvoorde, vond men in het jaar 1859 slechts kwijnende exemplaren,
uithoofde dit veen zeer uitgedroogd was; weliger planten vond men tenzelfden tijde in het Kolenberger
Veen bij Winterswijk (Ned. Kruidk. Archief, F, 200—201). De zoogenoemde Achterhoek van Gelderland
schijnt de eenige streek te zijn, waar deze plant in Nëderland voorkomt, op enkele plaatsen in groot aantal
bij eengroeyende.
De afgebeelde exemplaren zijn mij gezonden door Mevr. Te d in g van B er khou t.— de Chalmot teBorculo,
en door HEd. in de omstreken aldaar verzameld, waardoor dus eene nieuwe groeiplaats is aangewezen. Ook
de volksnaam »Rijsbessen3’, tot dusverre niet in onze handboeken bekend, is mij door HEd. medegedeeld.
Ge br u ik . De bessen kunnen evenals de boschbessen gegeten worden, doch zijn flaauwer van smaak.
De eenige Vaccinium-soort, op Nova-Zembla gevonden, is.de V. Vitis-idaea. (Spörer in Petermann’s Millh. 1868).
s) Onder de Vaccinium-soorten der Paleontologische Flora verdient vooral vermelding de Vaecinium reticulatum Heer, uit het Tertiaire
Tydvak, door zijne naauwe verwantschap tot onze plant. (Zie Hber, Flor: Tert. Helvet. III. 10 pl. Cl. f. 30.