
P E Z IZ A A C E T A BU LUM L.
Bekervormige Peziza.
Hoogduitsch: Pfannenförmiger Becherpilz.
Engélsch: Pan-shaped Peziza.
April—Mei.
Stelsel van Linnaeus. Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares Mycetes. 0 . V. Ascomycetes. Trib. I. Helvellacei.
Geslachtskenmerken. Zie Deel XIV N°. 1090. Ondergeslaoht Aleuria F ries; afd. a Macropodes.
Soortelijke kenmerken. Cyathiformis fuliginea, extus venis ramosis costata e stipite brevi fistuloso lacu-
noso porrectis.
Bekervormig, roetkleurig, van buiten met vertakte aderen, die uit een korten, met holligheden en groeven
geteekenden steel opwaarts strekken.
Deze zwam is ongeveer 5 centim. hoog en breed, wasachtig-vleezig, van buiten bruinzwart met witachtigen
steel, van binnen met een kastanjebruine schijf.
G r o e i p l a a t s . Li schaduwachtige vochtige bosschen, op den grond.— In dennenbosschen en op grasperken
onder boomen, eenzaam en ook in kleine troepjes bijeen. Zeldzaam.
Nederland. Door -wijlen Dr. van den .Bosch op Zuid-Beveland gevonden. — Door mij in den tuin van
de School Linnaeus bij Amsterdam, onder Overveen bij Haarlem, 'en in een troepje bijeen op grasgrond in
den Haarlemmerhout gevonden.
Het afgebeelde fraaije exemplaar is gevonden onder Vogelenzang, door den Heer Jhr. A. E.Barnaart, die
het mij voor de Flora Batava welwillend heeft toegezonden.
P E Z IZ A A LU T A C E A Pers.
Ledergele Peziza.
Hoogduitsch: Lederfarbener Becherpilz.
Enge'sch: Leather coloured Peziza.
October.
Stelsel van Linneus. Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares. Mycetes. O. V. Ascomycetes. Trib. I. Helvellacei.
Geslachtskenmerken. Zie Deel XIV N°. 1090. Ondergeslacht Aleuria. Fries; afd. b. Cochleatae.
Soortelijke kenmerken. Carnosa, externe alutacea basi attenuata stipitiformis; superne truncata vix
marginata; disco badio-cinereo.
Vleezig, van buiten ledergeel, met versmalden steelvormigen voet, aan den top afgeknot, nagenoeg onge-
rand; schijf bruingraauw.
Ongeveer 2 * - 5 centim. hoog en breed; onderscheidt zich van de P. cochleata Huds. door de lichtere
kleur en vooral door den afgeknotten vorm en het ontbreken van een naar binnen omgerolden rand, terwijl
ook de laatste meer slakkenhuisvormig ineengedraaid is. Syn. P. cochleata p alutacea. Fries.
Groeiplaats. In bosschen, op vochtige plaatsen.
Nederland. Door Dr J. E. van der Trappen gevonden op Staalduin bij Naaldwijk, en door mijzelven in
October 1869, achter Overveen, op de buitenplaats Elswout van den Heer W. Borski. — De op deze plaats
gevondene exemplaren zjjn op onze plaat afgebeeld.