geluk gehad hebbende, hiervan eene Rups te bekomen ; die im
een Vlinder veranderd is , zoo zal dezelve dan nu het onder,
werp dezer Verhandeling uitmaken.
Uit de Latijnfche naam Fagi, aan den Vlinder gegeven, zou.
den wij moeten veronderfteilen , dat de Rups zich met de
bladen der Beukenboomen voedt, doch om.nu in het Hollandsch
denzelven de Beuken Vlinder te noemen , komt mij zoo goed.
niet voor, als de naam van Eikhoren, door den Heer R o s e i.
reeds aan ons voorwerp gegeven, en afgeleid uit de wijze van
zitten der Rups, en te meer, dewijl er zich verfcheidene an.
dere foorten van Rupfen op de Beukenboomen onthouden, maar
zeker geene meer die in zoodanige.ftand zitten, alhoewel dé
wijze van zitten der groote Tweedaart-Rups, afgebeeld in het
eerde Deel dezes werks, vierde Stuk, Tah. V. Fig. 6 ..er- zeer
vee! mede overeenkomt, echter de lange voorpooten van onze
tegenwoordige, doet haar daarvan aanmerkelijk- verfchilles;-env
geeft haar, door de verbeelding hier wat bijgevoegt, het aanzien
als het zitten van het bekende, en ook in onze Bosfchen
huishoudende, viervoetige Diertje Eikhoren genaamd; wij zullen
dus ons ïnfect die naam laten behouden en noemen het dan
nu ook de Eikhoren.
' § 2.
Eenige Jaren geleden, liet mij een mijner vrienden, wonende
te Zeist, een Dorp twee uren van de ftad-Utrecht gelegen,
eene tekening zien, vervaardigt .naar,eene Rups, door zijn-Edr
gevonden op de Eiken bladen; ik zag.aanftonds dat het de Rups
verbeelde, door den Heer R ö .s e l bovengemeld afgebeeld,
doch kan mij niet meer herinneren o f zijn.Ed: mij gezegd heeft
(wifcTwEED* ÖEZIN derE ersteBende. P.IV.T,XXX.XXXI.io£
Mi ondervinding gezien te hebben dat deze Rups die bladen
gevreten heeft; ook is mij onbekend hoe het vervolgens
met dezelve is afgeloopen. Zedert dien tijd ftreelde mij altoos
de aangename hoop, ook e-ens deze wonderlijke, en, zoo ais
ik reeds zeide, in Ons land zeldzame Rups , machtig te zullen
worden; doch het eene jaar vprliep na het andere, zoo dat i'k
eindelijk niet -meer om het bovengemelde dacht,- en ik dus genoegzaam
mijn hoop opgaf, deze Rups ooit te zullen bekomen;
doch eindelijk wierd mijn wensch voldaan, tóen ik óp den
achtften September des voorledenen jaars, van den Wel-Èdeteq.
Heer d e Wo l Ef v a n We s t e r r o d e , Överfte Luitenant
te Harderwijk, eene doos ontfing, waarbij zijn VVel-Edele mij
Hielde: „H ie r nevens bekomt UE. eene extra rare Rups, de-
„ zelve is gevonden kruipende op den grond, bij een Rozen-
” b00™ die onder een Notenboom Rond, waaruit z i j , mooglijk
„door koiide, kan gevallen zijn.” Ik opende aanüonds de
doos, en rond dat de Rups zich reeds had begonnen in te
fpinnen,- tusfchen twee bladen, waardoor ik niet zien konde
welke Rups ik ontfangen had; dit echter wenlchende te zien en
mijne nieuwsgierigheid te voldoen, trok ik de bladen weder van
elkander, en hoe groot was mijne verwondering, toen ik de
Raps van den Fagi z a g , voor welk aangenaam gefchenk ik
hierbij den zender vriéndelijk bedanke. De Rups was reeds
volwasfen, dus 2*1 de oorzaak waarom zij op den grond ge-
[ kroopen , zekerlijk geweest zijn om eene bekwame plaars te
[ zoeken, waar 2ij hare aanftaande gedaantewisfeling kondeonder-
I gaan; ik bezag haar naauwkeutig, o f ik ook konde ontdekken o f
[zij al of niet met wespen-eijeren bezet was, en of ik , dit zoo
zijnde, alsdan in de gelegenheid zoude zijn, mijne Rups van
at kwaad te zuiveren; hebbende ik altoos voor een gewoonte,
wanneer ik eene Rups bekome, dezelve natêüieti, ett Biet wes-
C c a pin