S- 2.
Het was op den roden Julij, nu reeds acht jaren geleden,
dat ik in den Haarlemmer-Hout eene reeds volwasfene Rups van
dezen Vlinder op eene eiken ftruik zittende vond, welke op
Tab XLI- Tab. X L I . Fig. i . is afgebeeld, te huis komende, zag ik tot
Fig. jtl mijn leedwezen dat zij met verfcheidene zwarte Wespen-eijeren
bezet was, welke ik zoo veel doenlijk aan ftukken kneep; op
hoop dat zoo mogelijk aan mijne verwachting, om namelijk uit
dezelve eenen voor mij toen nog geheel nieuwen Vlinder te bekomen
, zoude worden voldaan, hetgeene ook reeds voor een gedeelte
gefcliiede, acht dagen na dat ik de Rups gevonden had,
lpinnende zij zich toen in tusfchen de bladen, én veranderde
Fig. 2. twee dagen daarna in eene Pop, afgebeeld bij Fig. 2. op onze
tegenwoordige plaat.
§• 3-
Slechts de korte tijd van maar tien dagen, na de verandering
der Rups in eene Pop, duurde het, of de Vlinder kwam reeds te
Fig- 3* voorfchiin > z 'inie een Wijfje afgebeeld Fig. 3. Het Mannetje
Fig 4 afgebeeld Fig. 4. is naar eenen Vlinder vervaardigd, bij mij uit
eene Pop gekomen, die ik voor twee jaren geleden mede in den
Haarlemmer-Hout gevonden heb, doch in alle die jaren hebbe
ik gene Rups weder gevonden, en zoude dus dezelve onder
de in ons Vaderland zeldzamen kunnen tellen.
Het onderfcheid der kunne is zeer duidelijk aan de Sprieten
en het Achterlijf te onderkennen.