merkte ik de oorfprong dezes naams gelegen te zijn in hes
teeken dat de vlinders in het midden der bovenvleugels
hebben, en dat, zoo fommigen willen, naauwkeurig befchouwd,
eenige overeenkomst met de letters O en R aan elkander verbonden
heeft; het komt mij dus zeer gefchikt voor denzelven
in het Nederduitsch den naam van den Or - Vlinder te laten
behouden, even als ik zulks, bij de Gamma, P fi, en anderen
gedaan heb, te waarfchijnelijker is mij nog deze afleiding des
naams, daar mij nog eene andere Vlinder-foort bekend is, met
onze tegenwoordige zeer veel overeenkomst hebbende, op
wier bovenvleugels zeer duidelijk de cijfers 80 zijn uitgedrukt,
en die (vermoedelijk uit hoofde van dat teeken) in het Latijn
de naam draagt van Octogefima, deze echter behoord, zoo verre
mij bekend is , bij ons te lande niet te huis,
§• 2.
Eenige jaren geleden, in de maand Augustus, bulten Haarlem,
op de Duinen, wandelende, om Infecten te zoeken, vond
ik twee bladen van een Abeelenftruik plat op elkander gefpon-
nen, tusfchen welken ik , na die van een getrokken te hebben,
eene lichtgroene, mij onbekende, Rups ontdekte, van grootte
XLII. en gedaante als afgebeeld is op Tai. X L 11. Fig. M Ik gaf mij
Fig. i.v e le moeite om meerdere Rupfen van deze foort te vinden,
doch vruchteloos;, intusfchen had ik het genoegen deze Rups
die toen ik hem vond reeds volwasfen was, zich weinige dagen
daarna vaster tusfchen de bladen te zien inlpinnen, waar
ik haar kort daarna veranderd vond in eene donkerbruine Pop,
Fig. 2, afgebeeld Fig. 2.
vcin het TWEEDE g e z in der EERSTE BENDE, P .1V. T a i.X L Il. 143
§-. 3-
Gëdurende negen maanden zag ik mijn verlangen naar den
vlinder gerekt, tot die in den helft der maand Junij des volgenden
jaars te voorfchijn kwam; dezelve was een mannetje,
afgebeeld bij Fig 3. Fig, 3.
ï- 4-
Hoe gelukkig ik ook met deze Rups geweest ware, wilde
ik echter voor derzelver afbeelding mede te deelen, mij
gaarne nog nader met deze foort bekend maken, en deed dus
‘in den maand Augustus daaraan volgende mijn best meerdere
Rupfen hier van te vinden; ik vond echter met vele moeite
Hechts twee, beide even als mijne vorige tusfchen twee
bladen ingefponnen, de eene genoegzaam en de andere op de
helft volwasfen; een dezer Rupfen ftierf voor hare verandering,
doch van de andere kreeg ik in -het volgende jaar eenefchoone
wijfjes-vlinder, zoo dat ik toen ook tot mijn genoegen in
flaat- was daarvan de afbeelding te geven, zoo als men die
vind bij Fig. 4. Fig. 4.
$■ 5-
Ik heb fèdert dien tijd dikwijls gezocht om meerdere
Rupfen van deze foort te vinden, doch Jleeds te vergeefsch.
Het- komt mij dus voor, te meer daar ik deze foort nimmer
in den flaat van vlinder heb gevangen, en ook, zoo verre
mij bewust is , maar zelden door anderen in ons Land gevon-
M m 2 den
j i j f M
[lp®
i f j