4« n a c h t - v l i n d e r s .
f- ff-
I'is. i. op onze plaat Helt onze Rups voor, zoo als zij
zich op den ïzften Julij, 1809 vertoonde. De Hand of plaat-
flng, in welke zij afgeteekend is, heeft niet toegelaten, dat,
op deze afbeelding zichtbaar is een licht geelachtige ftreep,
welke midden over den geheelen rug loopt, en in de door
rösel , op de aangehaalde plaats, gegeven afbeeldingen te
zien is. Deze laatste, fclioon misfchien niet zoo uitvoerig als
de onze, komen toch hierin ook met dezelve overéén, dat
de fraaije gele vlakken , ter wederzijde op iederen ring geplaatst,
alle, behalven die naast de ffiaartfpits, rond, en niet
langwerpig of peervormig zynt. terwijl, niet alleen in de afbeelding,
in het aangehaalde Infèctenwerk van ernst ea
en g r am e l l e , Pb CIX Fig. 156.. a. dezelven alle peervor-
migzijn, maar de Heer engramelle, ook daarenboven, ia
zijne befchrijving van dit Infect, van die peervormige gedaante
dier vlakken gewag maakt. Ook fchijnt de Heer de geer
hetzelfde aan zijne Rupfen van deze Vlinder waargenomen
te hebben. Wij voor ons, die Hechts eene éénige van deze
Rupfen gezien hebben, willen dit verfchil niet beflisfen; doelt
de waarneemingen van r ö s e l Hemmen, in dezen, met de
onze overeen. Omtrent de Staartlpits van deze Rups moet
ik nog deze bijzonderheid melden, dat dezelve, niet glad,
maar eenigzins gedborend of gekarteld is», doch dit is, met
het. bloote oog, naauwlijks zichtbaar.
S- >
Na den gemelden 2aften Julij bleef zij« nog' ruim drie dagen
even gretig hare gewoone fpijze gebruiken, zonder nogthans
merkbaar in grootte toeteneemendoch, op den voormiddag
van den adften dier Maand, hieldt zij op met vreten; loo-
pende zeer onrustig, geduurende eenigeuuren, ginds en weder
door haar verblijf. Eindelijk,- des avonds tegen vijf uuren,
kroop en verborg zij zich in het zand, dat zich op den|bodem
van hetzelve bevond.; en plaatste zich gelukkig digt bij I
den onderlten rand van het Suikerglas, waardoor men in Haat |
was waartenemen wanneer zij in eene Pop veranderde; het- I
geen in den nacht, tusfchen den aden en 3<len Augustus, ge- 1
beurde.' Eenige dagen later, is deze Pop afgeteekend , en
naar deze Teekening is de 2de Figuur op onze plaat vervaar-
’ digd. Men kan uit, deze afbeelding, reeds op het.oog zien,
dan
van het Eerste Gezin der Eerste Bende, P. IV. Tób. XIV. 4?
I dat deze Pop , niet Hechts van de door mij (lild e Deel,
■ Jif. V.) afgebeelde Pop van de Wolfsmelk-Vlinder , maar
■ genoegzaam van alle de Ponpen der overige Vlinders van dit
93 Gezin, merkelijk verfchilt door het dunnere hoofdeinde.
J- »•
Als men zich herrinnert het gezegde in het Eerste Deels
Derde Stuk, bladz. 10. van dit w’erk, in de Verhandeling over de
I gehakkelde Pylftaart-Vlinder, zal het eenigzins gewaagd en onvoor-
rjJ zichtig fchijnen, dat men deze Pop uit hare fchuilplaats genomen
§3 heeft, te meer daar ik Hechts deze éénige bezat. ' Doch dit was
■ ïuist de reden waarom ik daartoe meende verplicht te zijn» wilde
H i lt de afbeelding van dezelve hebben en in mijn werk plaatfen,
:)§ om, van dit zoo zeldzaam Infect, eene volledige befchrijving te
■ kunnen geven; wijl de ongemeen fpoedige wasdom van de Rups,
■ en derzelver vroegtijdige verandering in eene P o p , (veel vroeger
■ dan de meeste van dit Gezin,) mij deden vermoeden dat de-
■ zelve, nog ligt in hetzelfde najaar, in een Vlinder zoude kunnen
■ veranderen. Ik wierd in dit denkbeeld verfterkt, wijl ik, in hei:
■ werkvan e r n s t en e n g r a m e l l e , gemeld vond, datdeHeer
■ ernst de Vlinders van deze foort, wel eens in September ge-
■ .Vonden had. De uitkomst toonde dat ik mij hierin had bedrogen ;
| i maar deed ook, gelukkig, te gelijk zien, dat het vroeger uit-
■ nemen van de Pop uit haar onderaardsch verblijf, haar geeft
liet minste nadeel hadt toegebragt.
$• S>-
j Nadat dezelve, gedurende het geheele najaar en den voor-t
I Winter, onbeweeglijk Uil hadt gelegen, begon z ij, in de maanden
I Januarij, Februarij en Maart, van het jaar 1810 van tijd tot tijd,
■ eenige teekenen van leven te geven, door zich, om de acht of
I tien dagen, te verplaatfen; liggende dan eens op de rechter, dan
gj eens op de linkerzijde; dan met de Staartlpits om hoog, of op
■ den rug, dan weder op den buik. Deze verplaatfingen o f ver-
| )eggmgen wierden in April,'.en vooral in het begin van M e i,
menigvuldiger, en hadden genoegzaam daaglijks plaats; doch naderhand
verminderden zij weder, en hielden in het laatst van
Junij bijna geheel op. Dit was een gunstig voorteeken dat hare
I verandering in een Vlinder (door het lcbrale en koude voorjaar
■ waarfchijnlyk eenigen tijd vertraagt,) begon te naderen: vermits
I de Poppen, vooral der Nacht-Vlinders, doorgaans de laatste
dagen zich weinig o f niet bewegen.
' Ï f j e V L
1 i n
. f
*M\
S r |És[
Mi
i i g g Ë