an ook in ons Land geene groote zeldzaamheid, en ik
heb denzelven ook menigmaal alhier zien vliegen en gevangen,
maar het was mij tot nu toe nimmer gebeurd
jet eene Rups van te bekomen, thans heb ik dezelve
te danken aan de goedheid van den Heer A. d ’ A i l i t ,
alhier wonende, die haar toevallig in het laatste der
maand M e i, op de Rhamnus Franguïa gevonden had, Zijn
Ed» eenige Rupfen gevonden hebbende van den Vlinder
in het latijn genaamd Quercifolia, waarvan ik de afbeelding
en befchrijving ook zoo fpoedig mogehjk aan de Liefhebbers
hoop mede te deelen, had van de plaats daar
zijn Ed. die Rupfen vond, zijnde geweest bij het Dorp
Waverveen niet verre van den Voetangel aan den Amilel,
eene groote flruik der Rhamnus Frangula mede naar
huis genomen, met oogmerk om daarmede deze Rupfen
te voeden i des anderendaags vond zijn Ed. op eene
der takjes hiervan eene groene Hem onbekende Rups;
ziende echter dadelijk aan derzelver gedaante dat die van
eene Dag-Rapel was, deed zulks zijn Ed. niet zonder
reden vermoeden, die van eene Papilio Rfiamni zijn zoude,
zocht nu' met oplettendheid, op de andere bladen, en vond
werkelijk nog twee zulke Rupfen, dit fpöorde zijn Ed,
aan om weldra ' weder naar de plaats te gaan, van waar
deze zoo toevallig waren medegebragt, om te zien of het
zoude gelukken daarvan meerdere te vinden , en werdt ook
niet geheel in zijne verwachting bedrogen, hebbende het geluk
nog twee dergelijken te vangen, genoegzaam van gelijke
grootte a’s de voorgaandeh; deze beiden ontving ik van
zijn Ed. ten gefchenke, zij waren toen nog klein en nabij
aan hare tweede vervèlling.
van de Tweede Bende, P. IV . Tab. X X X V II.
$• 3-
■ Mijne Rnpfen vraten met zeer veel gulzigheid van hun
voedlel, wordende een geheel blad, bijna zonder tusfchenpoozing
door hen verllonden; zij groeiden daarvan ook zeer
fpoedig en waren binnen korten tijd volwasfen, blijvende
door alle vervellingen dezelfde kleur behouden; Fig. .1 en a. Fig. 1. en a.'
op Tab. X X X V I I. zijn de afbeeldingen naar dezelven ver- Tab; XXXVIL
vaardigd; wanneer zij niet vraten en rustende zaten, hielden
zij de voorfle pooten kort ingetrokken, de kop en het
voorlijf opgewipt, in eene eenigzins gekromde houding. .
S- 4-
Den 2ófle Junij hing de eene Rups zich aan haar achtereinde
op,' en deh daaraanvolgenden dag ook de 'andere,
en zij veranderden ieder twee dagen daarna" in eene groene
Pop, afgebeeld Fig. 3. elk hunner had zich een d r a a d .
om het lijf gefponnen, zoo als alle Rupfen van de tweede
Bende der Dag - Vlinders doen, deze draad was na dat zij
in Pop veranderd waren, zoo Brak er om heen, dat dezelve
een merkbaar indrukfel in de Pop maakte.
$■ 5-
Na dat nu deze Poppen juist drie weken gehangen hadden
, kwamen de Vlinders te voorfchijn , welke tot mijn
genoegen Mannetje en W ijfje waren. Fig. 4. op onze plaat Fig. 4.
is naar het W ijfje en Fig. 5. naar het Mannetje vervaar- Fig. 5.
digt, het onderfcheid der kunne is gemakkelijk te kennen,
H h 2 zijn- .