g6 N A C H T - V L I N D E R S , '
De Heer A. D’a i l l y , alhier te Amfterdam wonende, had
de goedheid, nu twee jaren geleden, mij in de maand Junij
eenige eijeren ten gefchenken te geven, waarvoor ik zijnEdt
mijne dank betuig, zijnde bij .zijn Ed: gelegd door een, paar
dagen te voren, gevangene Wijfjes-Vlinder; dezelven waren
geel’ van kleur, wordende de volgende dag donkerder, afgebeeld
Tab X X FIII bii Fië - V Tab-XXVIIL in de natuurlijke grootte, en bij Fig.i.
F ig .i «5c 2. ' door het microscoop gezien, zijnde zeer aardig geribd; acht i
tien dagen daarna kwamen de jonge rupsjes reeds te voorfchijn,
zijnde zeer licht van kleur, en liepen fpannende, kunnende mett
echter reeds zien dat het zestienpootige rupfen zouden worden.
§• 3-
De Rupfen nu uit de Eijeren gekomen zijnde, vraten dé
doppen daarvan op, doch moesten nu, daar ik ze gaarne vol-
wasfen en Vlinders uit dezelven wenschte te hebben, door mij
met voedfel voorzien worden, en wetende dat zij laag groeijende
kruiden vraten, gaf ik haar kropfalade, maar deze, offchooa.
door vele Rupfen gegeten wordende, is ook voor velen nadeelig,
dewijl dezelve zeer nat of vochtig is , waardoor de Rupfen
fterven; ik veranderde dus- het voedfel en gaf haar zuuring,
waarvan zij ook zeer gretig aten en- voorfpoedig. groeiden,.zoo
p - dat zij ruim half Julij reeds van grootte waren als F tg. 3. op de
plaat, en in. het begin der maand Augustus volwasfen,. afgebeeld-
Fis- 4- FiS- 4 » de-eene Rups was nu wel veel donkerder van kleur als-
den anderen , doch men kon zeer.duidelijk zien dat. het dezelfden
Rupfen waren..
1* 4«.
tan Set Tweede Gezin «/«t Eerste Bende. PTF. Tal. XXFIII. $7
§• 4-
De Rupfen nu volwasfen zijnde, kropen in de aarde, om toe
Poppen te veranderen; eenige dagen daarna zocht ik de aarde
door, en bevond dat zij maar een zeer los ipinfel gemaakt hadden,
en tot Poppen veranderd waren, waarvan er een afgebeeld is ??■
bij Fig. 5. * ,g' S‘
£ 5-
Maar kort bleven deze Popjes onuitgekomen leggen, want
reeds den 19 * ” Augustus kwam den eerden Vlinder te voorfchijn,
afgebeeld Fig. 6 en 7 ; het onderfcheid der kunne is Fig.6ii?
moeijelijk te onderkennen, hebbende het Mannetje een weinig
meerder gepluimd acht e rlijf, als het Wijfje.
Uit het bovengemelde blijkt, dat onzen tegen woordigen Vlinder
zich tweemaal in het jaar vertoont, dewijl de Heer D’a i L u i er
een in de maand Mei gevangen had, en in de maand Augus»
tus van hetzelfde jaar kwamen zij bij mij u it; echter bleven er
nog eenige Poppen toen ter tijd onuitgekomen leggen; ik wagte
wel van dag tot dag ook daaruit de Vlinders te zullen z ien ,
doch te vergeefs; de geheele daaropvolgende Winter verliep
j zonder dat dit gebeurde, en daar de Poppen niet indroogde,
I bewaarde tk ze zorgvuldig, en had het genoegen in de maand
Mei des volgenden jaars, mijnen hoop te zien vervuld, komende
I toen de Vlinders daar uit; wanneer nu alle mijne Poppen zoo
I ang als «leze Iaatfle, zijnde bijna negen maanden, onuitgekomen
I waren blijven leggen, dan zoude ik zeker gezegd hebben, dat
|»jjlechts eenmaal in ’i jaar vöortteelde; doch het leid geen
twijfel of het is tweemaal. Dit overwinteren van de Poppen is.
zeker eene zeldzaamheid, zoo als het mij. ook gebeurd is met
e Liguster Pijlftaart-Pop, afgebeeld in het eerde Deel derde Stuk
al. III. en met de Pop van de Orion, insgelijks afgebeeld in het
eer»