12.0 N A C H T - V L I N D E R S .
aan geinen Vlinder gegeten, en onze tegenwoordige zoo b
als deszelfs Rups in gedaante, en levcnsw js allezins overeenkomende
met liet bjaauw», rooJe. en andere zoogenaamde'
Weeskinderen , geloof ik niet tem-onregtem aan denzelven .die*
van,liet grijze, te kannen geven.
i -«■
Het was op den apften Julij, njfj drié jaren geleden",' dat«
ik mij om Ipfecten te zoeken, des morgens vroeg begeven,
had, naar h e t'B o s ch,, achter het Dorp de Bild, niet verrec
van de Stad Utrecht gelegen, en dat.- ik, daar-, van vijf-tot acht.
uuren, noch Vlinders,, noch R-üpfen gezien hebbende, Cz'jnde-
de, Zomer vsn.dat jaar zeer koud en n a t ,. en daarom.nadee—
lig voor, de, Infecten,) , eindelijk het geluk had eene Rups te :
vinden, zittende plat regtuit op een takje van een Eiken fhuik,,
Tab. X X X V . jfgebeeld op Tab. XXXV. Fig. i . Zoödra ik haar aanraakte
Im begon zij aanftonds fpannende te loopen, doch tevens zag ik
dat het echter- gene tienpootige Spannips- was, dewijl ik
ontdekte dat zij tuslchen, de buik en achterpooten twee leden -
of ringen had zonder poottti; , dat fpannende loopen deed mij:
tm denken dat het een veertien pootige Rups was, maar haar
■ wat nader befchaawende, zag ik fipedig.dat . zij van zestien
pooyan
het T w. Gf:z. der Fans. Ben». P, II'. Tab, XX XV. X X X V 1. ra i<
pooten voorzien was , waarvan echter de voortten veel korter
waren dan de achterften;. zij behoorde dus tot h e r gedacht 'der
Weeskinderen-Rnpfen,. haar buik was van kleur als die der Rups ■
van het Blaauwe Weeskind , afgebeeld in heteerfte Deel van dit
W e rk , hebbende tuslchen-'-ieder paar der buikpooten eene zwarte
vlak; zij was naar gedachten voor korten tijd, misfchien daags voor ■
dat ik haar vond, .verveld, want het was niet voorden pdenAu-
gus»s, dus e lf dagen daarna, dat zij zich bij mij op htt vervellen
z e t te , waar zij eerst den i2den, des - morgens, doorge-,-
raakte, - vretende het ■ afgellroopte vel op j - ik was zeer in
mijn fcliik dat mijne Rups het gevaar van*het vervellen o v e r '
was, om- dat er toch menigeen-het leven bij verliest- te
meer daar ik-oordeelde *dat zij- nu haar laatste- vel had; dagelijks
voorzag ik. haar van verfebe Eikenbladen ea zij groeide-
ook voorfpoedig; .maar-hoe ontftelde ik , toen ik haar, twee-
dagen na de verveling, weder - verseh . voedfel gevende, zag .
datser een gr ote droppel vocht aan» hare kop z a t, waarvan
ook reeds iets afgedropen was, zij hing tevens achterover,
met de voor- en twee paar buikpooten geheel los, en was •
zoo flap als o f zij dood w a s j. ik had-haar dus. naar-gedachten ■
geftooten , met het - uitnemen uit ;het Suikerglas, waar in ifc.
haar-bewaarde, en twijfelde niet o f zij zoude fterven, - waardóór
ik.,in mijne verwachting van deo Vlinder, uk deze mij.,
& ,a .2-