n a c h t - v l i n d e r s .
p
tegen, zeggende: „v e rm its nu de daar in;(van de Pop
J fprekende,) verborgen zijnde Vlinder gemeenlijk zoo min
„ in den Zomer als in den Herfst wil uitkomen; zoo bragt
„ ik de P o p , benevens anderen die den Winter overblijven
in den K e ld e r ; doch roen ik ’ er' na verloop van acht dn-
„ gen eens na za g, ontdekte ik tot mijne gromfte verwon-
„ dering, dat de Vlinder reeds geboren was, fchoon zulks
„ nooit of zeiden zoo fpade in het jaar gefchiede.” Zijn Ed.
was dus van gedachten dat de. Pop den Winter over zoude
blijven leggen, het gene ftreedt tegen zijn andere gevoelen, I
. dat de Rups dit zoude doen, dewijl die doch niet door de Rups j
en de Pop beide zoude gefchieden; aangaande den Vlinder,
ondervond zijn Ed. dat dezelven in den Herfst uit' de Pap,
komt, doch van de Rupfen is het juist het tegendeel, deze
komen eerst in het voorjaar uit de overwinterde Eijeren te
voorfchijn, zoo als: uit het volgende van deze Verhandeling
zal blijken, *.
. s. a.
Voor twee jaren geleden had de lieer a . a lh ie r
in Amfterdam wonende, . in het najaar , van een paar dezer
Vlinderen eenige, Eijeren b e k om e n w e lk e bij zijn Ed.. del
. Winter over onuitgekómen bleven liggen, bier van ontving
ik - eenige in: het voorjaar, : waarvan een., is afgebeeld,. op
Tab. XXIV. Tab, X X IV .,F ig . 1 in de natuurlijke grootte, : en b i j l ig - 1
Fig. 6. en 7. door het Microscoop gezien, zijnde niet onaardig gevlakt.
S- 3-
wnitfTwEBDB GezindtrEersteBendi.P. IV. Tab. XXIV. 83
■ 3-
De voorjaars-warmte reeds vroeg beginnende kwamen ook
de Rupsjes, reeds omftreeks de helft van de maand April te
voorfchijn, . zijnde zwart van kleur en latende de Eijerdoppen
onaangeroerd zitten. Ik gaf dezelven Willigen-Bladen te vreten,
waarvan zij ook goed groeiden, en bereikten drie a
vier weken daarna reeds de grootte als Fig. 3. doch toen Fig. 3,
llierven zij allen , niet alleen bij mij maar ook bij bovengenoemde
Liefhebber der Infecten , echter was ik niet geheel
te leur gefield, dewijl ik ter dezer tijd nog eene zoodanige
Rups ontving van den Wel-Edelen- Heer Mr. o. c. j. v a n
ie e k e k , mede alhier wonende, en ruim veertien dagen
daarna gaf zijn W e l-E d e le mij nog twee volwasfene Rupfen,
waarvan ’er eene is afgebeeld bij Fig. 4. Fig> 4>
1 f- 4-'
Gedurende den dag’ zsten mijne Rupfen geheel ftil en plat
tegen de Takjes, even. als de Rupfen der Wecskinderen-
Vlinders, doch tegen den avond begaven zij zich in beweging
en aan het vreten, ik gaf haar nu vervolgens Eiken Bladen,
welke zij zich ook zeer goed nog eenige dagen lieten fmaken,
fpinnende zich in het begin der maand Junij in, en veranderden
weinige dagen daarna in Poppen , zoo als Fig. 5. >er p;
«ene vertoond.
S- SDe
Vlinders, welke door Linnaus Populi genaamd zijn, kwa-
V 2 men
I
/ i