„ fcheen Doorn-Rupfen aantrof, die,mij nog geheel onbekend waren,
„ welke reeds al het bovenfte loof der Artisjokken op het gan folie veld ,
„ afgevreten hadden, en nu aan de ondertte op aarde liggende Bhdc.
„ ren bezig waren; hoewel het mij ook toefcheen , als o f de meesten
„ daarvan op weg waren om andere Akkers te bezoeken, dewijl ik et
„ velen aan den weg op Klisfen, Distelen, Brandenetels en andete
2 dergelijke gewasfen za g, welke zij ook aldoor knaagdhadden. Bij
„ deze gelegenheid vraagde ik eenige Landlieden, die de geleden fclia-
„ de zeer betreurden, o f zij dergelijke Rupfen al dikmaals, en reeds
„ voor dit jaar befpeurd hadden ? Ik kreeg ten antwoord, dat zij de-
„ zelven nimmer voorheen gezien, maar wel van hunne Ouders ge-
„ hoord hadden, dat voor omtrent veertig Jaren, de Artisjokken Ah.
„ kers, door dergelijke Rupfen geheel verdorven waren geworden,
„ doch dat men ze zedert die tijd niet meer ontdekt hadt.
„ Vermits ik nu begerig was om ook de Vlinders, uit deze Rupfen
„ voortkomende, te leeren kennen, nam ik verfcheiden van de groottte
„ mede naar huis, alwaar zij niet alleen in Poppen veranderden, maar
„ ook eindelijs als Vlinders te voorfchijn kwamen. Doch ik was
„ niet weinig verwondert, ziende dat deze Vlinders gene andere wa-
;,.r e n , dan die, welke ik op de X’ Tak Fig. 6 en 7. afgebeeld hebbe
„ (en het gene de Distelvink i s ) Hier uit nu leerde ik , dat deze
,, Rups, die gewoonlijk een eenzaam leven leid, ook zomtijds gezel-
, , lig le e ft; en ten hoogden fchadelijk kan worden. Dit heeft mij
„ misleid, en haar in den beginne voor eene andere foort van Rupfen
_ doen nemen, op dat nu ook andere Liefhebbers daar door niet
„ bedrogen werden, hebbe ik dit bijzonder Narigt gefchreven.”
Uit dit berigt van de Heer R o s e l blijkt, dat die verwoesting in
geen veertig jaren gebeurd was, waardoor mijn boven gezegde antwoord,
als het ware bevestigd wórdt, zoo als het insgelijks gedaafd wordt door
de verwoestingen van de Denne-Rups, (Pmiperdaj welke in 1806 in
Hollandsch-Braband hare verwoestinge aanrigten, want in 1807 zijn
zij niet weder te voorfchijn gekomen, en wel zoo dat men er zelfs
geene overblijffels van befpeurde, waardoor ook de verlangde bekendmaking
der verdere middelen tegen dit kwaad, nog niet is gefchied,
als zijnde thans van gene dringende noodzakelijkheid, men denkt dat
de vochtige winter en veelvuldige koude regens in het voorjaar, van
deze verdwijning der Denne-Rupfen de oorzaak z i j , dit zijn dan immers
ook middelen waardoor de Regeerder van het Heelal zegd, tot
hiertoe en niet verder. Andere redenen voor het verdwijnen van
foorten van Infecten zijn mij als noch onbekend. ü
$ • 4.
Mijne tegenwoordige Distelvink-Rupfen volwasfen zijnde, wisten pok
dat hare verandering to t Pop naderde, en hingen zich ten dien einde
'zoo als de Rupfen van deze Bende doen ,■ met het achtereinde hier of
daar aan op, en fponnen dit wel vast, om voor het afvallen beveiligd
te wezen, Fig. 4. vertoond eene in deze gedaante hangende Rups. Fig.
Na ruim eenen dag in deze geftalte doorgebragt te hebben, fplijt het
Rupfenvel zich achter in de nek open en de fraaije Pop komt te voorfchijn
(* ) , deze Poppen zijn inderdaad aanzienswaardig, zommigen
met zilvere- andere met goude vlakken, bij Fig. 5. ziet men eene FM'
Goude Pop en bij Fig. 6. op Tab. II. eene Éilvere.
-f/gV
§. 5.
Na dat nu ons Iafect in den Haat van Pop, acht- o f negen Dagen
had doorgebragt, kwam de Vlinder te voorfchijn, zijnde de fraaifte
ten minden eene der fraaiften van deze Bende. Het uitkomen van de
Vlinder uit het Popvlies, is zeer aardig te zien ( f ) , eenige tijd te voren
wièrden de Vleugelfcheden zeer fterk doorfchijnende zoo dat men de
Vleugels duidelijk zien kon, Fig. 7. ftelt ons deze Vlinder in den r -jj
lopenden ftand v o o r , daarentegen Fig. 8. in de vliegende gedaante,
verwonende de Iaatfte te gelijk de grootte pracht en cierlijkheid van de
geheele Bovenvleugelen, om dit nu ook geheel van de Ondervleugelen
te kunnen zien, zoo ziet men bij Fig. 9. een Vlinder het ondertte Fig.
boven, dezelve is dan niet minder fraai als Fig. 8. Fig. 7. vertoond
insgelijks wel de onderzijde, o f als de Vlinder loopt, is het de buitenzijde,
‘doch men ziet maat twee Vleugels, daarentegen Fig. o. dë
geheele Vlinder voorttelt, het geene hij wel om zijn fchoonheid verdiend,
en was het niet dat dezelve fommige Jaren, zoo als ik reeds
zeide, zich in menigte liet zien, hij zou onder de Liefhebberen een
der eerfte plaatfen in de Kabinetten bekleeden, doch nu is hij minder
in aan zien , zoo als het met alle dingen gaat die men in overvloed
bekomen kan , een andere Vlinder daarentegen, veel minder fraai
zijnde, maar zeldzamer te bekomen, wordt in meer waarde gehouden ,
van daar komt het latijnfche fpreekwoord omne rarum charum.
*ie wegens liet te voorfchijn komen der Stuk, lab I pag. i i . Po• p, eerfte Ceel eer.f>te
deFpop^ieedvoerig befchTe "eï." * ,W Zelfdei pla9lfe & te T0#lfch«n komeQ
A 2 .