Dan hoe aangenaam werd ik ter dezer tijd verrast, door het
ontvangen cens brïefs van den Wel-Edelen Heer a. M.
eabouchere, waarin zijn Wel-Ed. mij, dato 30 Julij, onder anderen
het volgende fehreef: „Het is mij gelakt, in het begin dezer maand
„ te vinden,op eenen ilruik van de LoniceraTariaricafructurubro’
,, zeven ftuks fraaije jonge Rupfen van onderfcheidene grootte,
„ zijnde licht grasgroen van kleur,.met eenc witte ftreep aan
„ iedere zijde boyen aan den rug, fijne witte ftippeltjes over
„h e t geheele. ligchaam, roodachtige met oranje gebor-
,, duurde luchtgaten, en een paars ftaartje op het achtereinde.
„Deze Rupfen door UE.- nog' niet befchreven, erkende ik
,, terdond voor die van den fraaijen Glasvlinder, afgebeeld in het
, Werk van Rafel, 3e Deel,Tab. 38. Fig. 2.3, en 4e Deel, Tab. 34.
Fig- 1, 2. 3 en 4. Ik nam dezelven mede naar huis, deed ze in
, een ruim glas, en verzorgde haar met Lonicera bladen, die zij.
,,.gretig aten, groeijende. redelijk voorfpoeflig; naar mate dat zij
yan vel verwisfelden, kreeg de groene kleur een blaauwachtig
1 aanzien, wordende fraai zeegroen; voor het overige bleven
■ de teekeningen dezelfde; ik heb, met oogmerk UE. dezelve te
, zenden, drie dezer Rupfen in verfchillende grootte op een
takje Lonicera, afgebeeld, waaruit men dan ook het onderfcheid
„ van kleur zien kan.
„ In den rustenden ftand had de Rups volkomen de houding der
, Sphin'xen, en bleef fomtijds eene geruime poos onbewegelijk aan
, een blad of takje zitten. Het loopen van deze.foort Rupfen is
„ zeer bijzonder, gaande iedere trede als met eenen ruk; tegen den
, aoften Julij, de meesten mijner Rupfen. hunne, vofkomene
„ grootte bereikt hebbende, befmeerden zij haar geheele Ligchaam
.ranbit eerste gezin der eerste bende, P. iv. Tab, xlui.xx.iv. 149
’, met zeker vocht hit haten bek, hetwelk die uitwerking had,
., dat hare kleur paarsachtig ' werd; daarna begaven'zij zich
■ ,, dan op ‘den bodem van het glas, alwaar -zij zich een. zeer
„ dun en doorzigtig fpinfel vervaardigden; den aslien Julij had de
„ eerde Rups haar vél afgeftroopt, en hare Pop-gedaante aangc-
,, nomen, de overigen vólgden kort op elkander. Ik zal dé Pop
„ ookafceekenen, en UE. vervolgens mijne teekeningen toezènder,
i, opdat UE., zulks goedvindende, ' eene uitgave voor UE. werk
„ daar naar kunt iaten vervaardigen.” Tot dus verre fehreef mij
bovengenoemde Wel - Edele Heer. Kort daarna ontving ik de
fraaije teekeningen van zijn Wel-Ed,, waarvan' ik met dankbaarheid
hier ' gebruik maak, zijnde de Rupfen bij Fig. 4, 5 pig., 4 5
en 6, óp Tab. XLIII. afgebeeld, naar dezelve vervaardigd, Tab. XLIII.
en op Tab. XLIV. Fig. 7. is de afbeelding der Pop te zien. Nog ^ b'SxL V
moet ik rnVt dankbaarheid de vriendelijkheid des zenders gedenken,
daar ik, met de reeds genoemde teekeningen , twee fraaije levendige
Poppen ontving, waarmede ik zeer in mijnen fchik was, en alle
vorige teleurftellingen hoopte vergoed te zien, ook tevens daardoor
zeker te worden, of deze Vlinders even als .alle anderen, bij het
uitkomen, ftof op de vleugels hebben, gelijk in het Hoogduitfche
Infekten - Werk yan Ochfenheimer, getiteld; Schmettcrlinge vort
Europa, wordt opgegeven.
§ 6.
Mijne twee ontvangene Póppen bleven den geheelen daarop
volgenden Winter onuitgekomen liggen, en het was niet voor de
Maand Mei des volgenden Jaars, dat de Vlinders te voorfchijn
N n 3 . kwa