4* N A C H T - V L I N D E R S .
5* io .
Eindelijk, nadat, daags te voren, onze P o f , welke dê
vorige dagen fterk gekromt hadt gelegen, ziqli merkelijk hadt
uit gerekt, kwam in den vroegen morgen van den pden Julij
l8 i o , en dus na driehonderd-een-en-veertig dagen als Pop
gelegen te hebben, de lat gverwachte en verlangde Vlinder te
voorfchijn, zjnde een W ijt jen, volkomen volgroeid en onge-
fchonden, zittende tegen één der ftokjes , welke met voordacht, in
het Suikerglas waren geplaatst, en in het zand geftoken dat den
bodem van hetzelve bedekte. De zittende o f rustende Hand
van dezen Vlinder verfchilt merkelijk met dien der meeste
andere Pijlftaarc - Vlinders; zijnde deszelfs Wieken of Vleug
e ls , niet daksgewijze tegen het Lijf, noch horizontaal geplaatst,
maar aditerwaards naar boven verheven, en vrij verre
Fig, g. van het Achterlijf verwijderd. Fig. 3.; vertoond onze Vlinder
vliegende; waai door men in flaat is zijne fchoonheden, zoowel
op de onderste, als op de bovenste Vleugels,- te ontdekken;
en tevens het verfchil, beiden in Teekening en kleuren
, met dén door mij, in het 111--c D e e l, hefchreven en
afgebeelden Wolfsmelk-Vlinder. Het is hierom te verwonderen,
dat de anders zoo naauwkeurige en opmerkzame R.ösEl
de beide foorten voor één en dezelfde gehouden heeft; te
meer daar hem, bij de toezending van de Rups, Tom. l i l
Tab. VI. Fig. 4. van zijn werk afgebeeld, door den Zeilde;
was bericht, dat, uit dezelve, een geheel andere Vlinder
voortkwam, dan uit de door hem reeds vroeger belchreven
Wolfsmelk-Rups. Ook fchijnt de Heer k l e e ma n , wiens
aanteekeningen en bijvoegzelen, de Nederduitfche Uitgave van
het Infectenweik van zijnen Schoonvader, vooral niet minder
belangrijk maktn dan de Hoogduitfche, dit met te hebben op-
gemerkt. Ten flotte moet ik hier nog bijyoegen, dat de af-
Fig. 4. beelding, Fig. 4. is gevolgd naar een Mannetjes-Vlinder van
deze fo or t, berustende in de verzameling van den Heere
v a n l e n N e ï . Het verfchil, in deze twee afbeeldingen,
bepaalt zich voornamelijk tot de grootte ; fchoon ’ er ook
W ijfje s gevenden worden , welke niet gtooter zijn dan he£
op onze plaat gfgebeelde Mannetjen.