■
tÊ Ê l i l f i
M S a s a lij
B k * !» ! . K i v
I f e É P U
t
I I
S* 5-
Óm nü de gèheele Huishouding te hebben , ontbraken mij
hu nog maar de Eijeren; in hoope dat mijn Wijfjes-Vlinder,
offchoon niet gepaard hebbende, echter een o f meer Eijeren
lnogt leggen> liet ik haar leven, en ziet ik wierd in mijne verwachting
niét te leur geftelt, zij leide twee of drie dagen na
dat zij haar Pöpvlies verlaten had, eenige Eijeren, welke met
f i t . J&T. tig S u een weinig wolligheid waren omgeven, Fig. i . op Tab. XI. is
Fig. 2. de natuurlijke grootte en Fig. 2. door het Microscoop gezien,
zijnde geheel glad zonder eenige gefigureerdheid en blaauw-
rtchcig-wic van kleun Deze Eijeren blijven, zeker niet lang
leggen, komende de jonge Rupsjes, nog in het zelfde jaar te
voorfchijn , zoo als mijn Zoon 'e r in het najaar gevonden
heeft, welke wij voedfel gaven, zoo lang wij verfche Bladen
tig. 3. bekomen konden, echter wierden zij niet grooter als Fig. j*
vertoond, en ftierven gedurende den Winter.
I I
'W «*
Deze Rupfen fchijnen moeijelijk groot gebragt te kunnen worden
, niet uit hoofde van het voedfel, want zij vreten velerlei
foorten van Bladen, als W illig e , Eiken, enz. maar om dat de-
zelven opgefloten zijnde, en geen wind en regèn gevoelende,
het mij voorkomt dat zij fterven bij gebrek van verfche lucht,
en dus als het ware van benaauwdheid, te meer dewijl zij in
den barren Winter levende, zeker meerder aan de koude als
aan de warmte gewoon zijn; zij zijn zeer lekuw, en fleken,
wan-
M!
| wanneer men dezelven aanroert, zoo als ik boven reeds zeide,
Lnflonds de wratjes uit, welke wratjes duidelijk aan Fig. 4. Fig. 4. en 6.
en <J, te zién zijn, rollen zich dan in elkander, door den kop
baar beneden , zie Fig. 6. en Vervolgens tegen den buik té Fig 6j
jpraigen; en laten zifch dah vallen. Fig. é. heeft gèene ztVarte Fig. 6.
Loruitftekende Borstels zbo als Fig. 4. en 5-. doch o f dit aart Fig. 4. en &
|de Wjfjes.Rupferi eigen is, kan te niet met zekerheid bepa-
Hen, de mijne had deze Borstels niet; doch ik zoude bijna
igeluven ; dat dezelve deze' baken doof het eéne o f andere
■ toéval had verloren, voor dat ik haar ontving, te meer zou.
■ de ik dit geloven, dewijl dè Heer x os il dé Rupfen met
■ deze Borstels heeft afgebeeld, èn zijne afbeeldingen naar
■ Vijfjes-Rupfen zijn vervaardigt j hebbendé éijn Ed. naar alle
Bedachten geen Mannetjes-Rupfen gehad, doch de RUps waar-
■ Vaa de Heer kleemann in-eène noot bij de befchrijving van
|dit Infect melding maakt, is'izekef een Mannetjes-RUps ge-
■ tveest, dewijl zijn Ed. Ifchrijft, dat‘ dezelve volkomen zwart
jwas, het gene rhet diizé yijfde. .Figftpr zeer wel overeenkomt}
■ k z.ide dat de Heer r o s;ed" naatógedachten geen Mannetjes*
Rapfen gehad heeft, te meer, nogj om dat zijn Ed zeer ze-
Her geen Mannetjes-VlindersVbekoinen heeft, dewijl doch
tenders deZe Natuur-Onderzoeker, dè groote fout niet zoude
jbegaan hebben van te melden, dat de dikte van het Achterlyf bij
1 linden, het eenigste kenmerk i s , waardoor het Mannelijk en
gejlacht, van Jkander onder/cheidtn kan werden, en
I 3 wat