Tab, KT.
Bg- 4.
BS- 5-
Tab. K i l
Bs- 7-
Bg- 8.
34
kend is , zoo als ook de Heer k o s E t dezelve genoemd heeft,
in het Eerste Deel Van zijn Infectenwerk, Tab. X X X V I I. van
de Nacht-Vlinders, Tweede -Clasfe, en daar ik gaarne de e.enj
aangenome naam behouden wil, zoo noeme ik dezelve insgelijks
De Graaum Borstel*
§. ie
Tn het Jaar t8ö8. deti iaden Junij, vond mijn Zoon, tuiten
Haarlem, o p 'W il lig e Bladen, eene R up s , afgeteekend op
Tab. X I . Fig. 4. Den léden dito vond hij ’er weder eene,
even als de eerste van kleur, vervellende beide deze Rupfen,
den ipden d ito , en vertoonden zich toen als Fig. 5. Benigs
dagen daarna, ftierf eene dezer Rupfeh, en de andere fpoit
zich den.laatsten,Junij: in, beginnende door eCnige draden- zeer
luchtig hier en daar aan de Bladen en Takjes vast te hechten,
echter in de middel was ; het veel digtëf, Verwonende Fig. 7«
op Tab. XII. een zoodanig fpinfel, in het welke de Rups M
eenige. dagen gelegen te' hebben, in eene'- Pop veranderdei
welke Pop Fig. 8. te zien is.
§■ 3*
Deze Rupfen, hebben vele overeenkomst met de MerianS
Borstel-Rupfen , PudibUnda, (*J hebbendé zij ook twee--wratje»
óf knubbeltjes, zoo als' de andere foort ’ er een heeft, op de
j,de en 10de ring, welke zij bij d.e minste aanraking uitfteken, d
zich teffens te gelijk in elkander rolt en vallen laat, tot daj
zij na een weinig tijds op den grond gelegen te hebben, weder
na boven kruipt; ik zegge deze twee foorten vele overeenkomst
hebbende, twijfelde., ik • niet .pf.zoude aan onze tegenwoordige
Rupfen even als aart gene en zoo als ook aan de Witvlals
jhuifua, ( * i kiinnen z.en, hit welke eën Mannetjes-ó£ W ijfjes-
Vlinder zoude komen , ik verwachte ingevolge hiervan, uit
mijne Rups èen Mannetjes-Vlinder; en de uitkomst bevestigde
dit, komende de Vlinder drie weken na de infpipning re voor-
fciiijn, Fig. 10. fielt denzelven in de vliegende gedaante voor. B s . io i
I 4-
Thans haddë ik tót dusverre deze Verhandeling gereed, echter,
Bntbrak mij mi nog eene Rups; -waar èen. Wljfjes-Wlinder
zoude uitkomen, óm daar van insgëlxjks de afbeelding te’ kdn-
hen géven ; hiertoe Wierd ik in hëc volgende Jaar, in ftaat
geilek, deWijl ik fan den Heef ï’ï e t S r Vé e n , te Haarlem;
twee Rupfen dntfing; beidé Wijfje^, doch waar vart de eene wederom
ftierf; Fig. ö. öp Tab. XI. is de afbeelding haar deze
Rups vervaardigt; dezelve fpon zich Wèdéf efen als de vorige
in, en veranderde tot Pop, Welke bij Fig.'gé op Tab.XII. te zien
is, en waarttit 'de Vlinder té voörfehijn kWam, bij Fig.’ i r ï in de
Wiegende gedaante, eïrbij Fig. 12. in dén lopènden' ftah'd afge-
beelcl; zeer duidelijk is hét onderfchëid dér ICUnrie zichtbaar,
zoo wel aan de Sprieten ; aan het L i j f , als San dë grootte des'
Vlinders; zijnde Fig:' 10. naar een Mannetjë en Fig. i i . en
12. beide naar een Wijfjes-Vlinder fervaardigt.
§■ Si
Tab. KT Fig-ö.
Täb.KII.Bg.g.
B g . 1 1.
Hg iar.
F ig .io .ii,e n ii*
C*} Medé afgefceèld in het tweede .deel', vierde iduh, Tab. XXIII,
I z