V O O R R E D E.
verloren raakt. De afbeelding van renen zoodanigen- Vlinder ben ik tori’
liefhebberen. nng: fcimldig gebleven volgens mijne'belofte bij de befchrijving
van denzelven in het vierde Deel, Tab; 43 en 44. Deze is. vervaardigd'
naar- den aldaar reeds* vermelden Vlinder van den- Wel-'- Edelen Heer A. M;
l a b o ue nè i t e , aan w.ien ik voor deze zoo merkwaardige als vriéndelijke-
bijdrage hierbij; mijnen dank b e tmg e d e z e l v e is wel' is- waar geene-
verfcheidenheid, integendeel' deze afbeelding vertoom het Infekt- in zijnen-
volmaakten ft'aar en onbefchadigddoch is daarom te-belangrijker,. vooral;
omdat- men den Vlinder- zoodanig b jkans nimmer in een-ig kabinet., zoomin
als in. de natuur aantreft.; men moet die volftrekt uit de Pop geteeld:
hebben om zieh te overtuigen dat dezelve, dit fijns, en zeer los opliggende-
t o f bij: de geboorte waarlijk, bezit..
Eene merkwaardige verfcbeidenheid der Sphinx Tiliaz, in liet eerto deel;
befchreven., ziet men ter linkerzijde in. het midden onzer titelplaat; deze.-
bevindt zich, thans in de verzameling van mijnen. Vriend den Heer. n’i 1 l l y .,,.
en is uit eene-Rups- geteeld, door den Heer v. v E«N, . i u den omtrekc
van HiarUm, gevangen,, aan. welke. Rups voitoekt niets, buitengewoons .te;
befpeuren , maar die in. aili opzigten. aan andere Rupfen. dezer- foort:
gelijk was.; ook de wijze van. infpinnen- en de Pop. waren, als. gewoonlijfc.
De Vlinder, fchijnt , naar, lipt achterlijf te oordeelen, een W ijfje , te zijn;,
zijne fprieten z i j e c h t e r wat dikker dan-deze dezelven. doorgaans hebbenj,,
doch dunner dan bij.de Mannetjes. Eene, met de onze bijna, geheel over*
eenflemmende verfcheidenheid is ook afgebeeld, in.het Entomologisch, werk,,
Bapilhnt d’Europa, D ;e l 3 ,. plaat CX.VIII, fig. iö j . b.
Bovenaan- -op.- de plaat is de afbeelding van een1 Ipmtak. Vlinder,.. Giomt
Alniario; zie. de laatfe phat van het. ee r to' Deel; dezes W e rk s ;, deze-
Vlinder, verfchilt voornamelijk door het gemis. der. banden,, welke deze
foorc:
V • O O R R E D E.
foorr gewoonlijk, over de boven- zoowel als over de ondervleugels. heeft,
ik heb denzelven onder een. groot aantal anderen van gewone teekening uit
de Rups geteeld.
De groote Rups beneden op de plaat is die van een’ Winde Pijlftaart.
Sphinx Conpolruli. In het derde D eel, op plaat 4 9 , vindt men de afbeelding
van eene groene Rups dezer foort, daarentegen to lt die op de titelplaat ejne
zwarte Rups voor, zoo als ik dezelve voor eenige jaren'van het Ei af tot
.baren vollen wasdom bekomen heb , doch welke toen is getorven. Bij deze en
eenige andere foorten van Pijlftaarten ,. vooral.ook bij.de Sphinx Elpenor, afgebeeld
in het 3de D eel, plaat 1 7 , vindt men meermalen eer.e zoodanige fpeling in de
kleur- der Rupfen, zonder dat die op den daaruit voortkomenden Vlinder
eenigen invloed heeft. Vóórléden jaar had de Heer d’a i l l y . ruim veertig
Rupfen der laatstgenoemde foort uit- de Eijeren bekomen, die. alle tot aan hare
tweede vervelling groen bleven, en daarna ,. op. ééne na, zoodanig van kleur-
werden,, als die op de gemelde plaat in het derde Deel afgebeeld is ;, de
eenige. groen geblevene Rups behield deze kleur tot aan hare verandering in
Pop,, en deze. Pop, afzonderlijk van al de andere bewaard zijnde, leverde
echter, eenen- Vlinder op aan de overigen volkomen gelijk..
De ruige Rups boven aan de linkerzijde op. de plaat is mij zeer twijfêl-
achtig;: ik vond dezelve nu en dan op Eiken bladen,, zonderr dat ik immer-
Haagde die tot Fop te zien veranderen ; te-oordeelen, naar de afbeelding eener,
zoo het mij. voorkomt zelfde Rups,, in het W e rk genaamd' Pdpillom d’Europe,.
vijfde.;Deel., plaat CLXXXII fig.. 233 o zoude zij. die van de Bomb. Cratacgi zijn ,
vergelijkt men echter mijne afbeelding en befchrijving van dit Infekt, op de
n^to plaat van; het tweede Deel , onder den naam van den Grijzen Band-Vtindtr,
zoo valt het onderfcheid 'tusfchen deze Rupfen dadelijk te zeer in het oog,
om, niet. in twijfel te trekken o f dezelve tot ééne foort behooren zoude;,