Oföchoon deze Vlinder een inwoner onzer gewesten is,
had ik echter nog nimmer het genoegen gehad, deszelfe Rups te.
vinden, tot dat ik,mi twee jaren geleden, dezelve in eene aanzienlijke
hoeveel heid ben mag tig geworden; het was namelijk te-
dien tijde in de maand Mei, dat de Heer d’aillt, niet verre.vam
Wavervun wandelende,, om naar fnfekten te zoeken, op een blad:
van de Scablofa aryenjis-., een klein, bléelt groen en pas uitge-
kro.pcn Rupsje ontdekte,, hetwelk door zijn Ed. terftonci voor eene.
Pijlftaart Rups herkend werd, en verder deed: zoeken, hetgeen,
ook ten gevolge iiad, dat door zijn, Ed. meerdere Rupsjes en nog:
onuixgekomen eijeren werden gevondenwelke laatften enkeld „
en aan de onderzijde van het Wad vastgehecht waren-, en de.-
gedaante en ligt groene kleur hadden als'die van. andere pijlftaarfc
Vlinders«
5. 3 .
De gevondene en nog verder uitgêkotnene- Rupsjes,, voedde;
zijn Ed. met de bladeren der gemelde Scabiofa,, welken zij. zich ook
zeer goed lieten finaken , zoo dat fommigen fpoedig de grootte:
f'K-/■ r kregen als bij, Fig. r. op Tab. XLHI. is afgebeeld,.Tab. jLLlil terwijl echter
de meesten, zoo het feheen door hunne gevangenfehap, ftierven,
blijvende daarvan Hechts weinigen over, waarom zijn Ed. mij,
voorftelde, om gezamenlijk naar de plaats, waar zijn Ed. die
gevonden had, nog eens te gaan zoeken, dat in hét midden:
der maand Junlj gebeurde, en ook van dat gevolg was,, dat wij.
meer dan sp fluks Rupfen. van verfchillende grootte daarvan.
vom
vonden, hetgeen, wat ons op nieuw in ftaat fteldc, hunne verdere
leefwijs en verandering na te gaan. Gedurende hun geheele-
leven van het ei af tot hunne volle grootte toe, waren zij fraai
groen van kleur, met eene witte ftreep ter wederzijde van het
ligehaam, - roodachtige bruine luchtgaten, en een paars flaartje op
het achtereinde als Fig. 2. Tab. XLIV vqorftclt; dan volwasfen .p^^YLiV’
zijnde, en zich als het ware ter infpinning gereed makende, veranderde
de groene kleur in roodachtig bruin,-bij de eene donker-
Fig'. 3.
der dan bij de andere,, zoo als bij Fig. 3* op Tab.XLlII. is afgebeeld. Tab. XJLLII.
4-
De Rupfen, nu volwasfen zijnde, begonnen zich in te fpinnen,
dan dit viel zeer onvoordeèlig' uit, daar de meeste derzelven
ftierven, alvorens zij nog ingefponnen waren ; de uitkomst
voldeed dus in het geheel niet aan onze verwachting, hebbende-
wij van al de gevondene Rupfen maar eene Pop bekomen, en
deze was, kreupel .zijnde, ongefchikt, om er een’ Vlinder uit te
kunnen verwachten., ja zelfs bijna om er eene goede afbeelding;
van te maken.
$• 5-
Aldus liep deze goede vangst voor den Heer d’A ï l l y en
mij zeer ongelukkig ten einde;, althans mijne hoop* om deze fraaije-
Rups en Vlinder aan de liefhebberen te kunnen mcdedeelen;
was hierdoor vooreerst verijdeld,- want hoe onzeker was het, dat
ik in het volgende jaar, offehoon ook op dezelfde plaats;
zoekende, wederom zoo gelukkig zfou zijn; en voor dit jaar
was de tijd* om weder andere te gaan zoeken, reeds vertaken.