
W .
HULA BEITAI IICA I.
Lancetbladige Alant.
Hoogduitsch: Wiesen-Alant.
Engelsck: Creeping rooted Inula.
Bloeit: July—September. 2J.
Selsel van Linnaeus. Cl. XIX, 0. II. Syngenesia Polygamia Superflua.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae O. Compositae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel XI N°. 867.
Soortelijke kenmerken. Foliis integerrimis denticulatisve subtus cauleque villoso-Ianatis, inferioribus
lanceolatis .in petiolum attenuatis, superioribus basi cordata amplexicaulibus oblongo-lanceolatis acuminatis,
mvolucri foliohs lineari-lanceolatis attenuatis, exterioribus interiora discumque aequantibus vel superantibus
caule bi-polycephalo, acheniis hirtis.
Bladen gaaf of getand, van onder evenals de stengel viltig-wollig; de onderste lancetvormig, in een
bladsteel versmald, de bovenste aan den voet hartvormig, stengomvattend, eirond-lancetvormig, in een spits
uitloopend; schubben van het omwindsel lijn-Iancetvormig, versmald, de buitenste even lang of langer dan
de binnenste; stengel met 2 öf meer bloemhoofdjes ; vruchtjes stijf harig.
Stengel 3—8 dec. hoog, opgerigt, enkelvoudig of aan den top vertakt. Bloemhootdjes bij sommige exemplaren
groot, met lange straalbloempjes, bij andere klein met kortere straalbloempjes. — I. hirta Poll.
Verklaring der afbeelding. 1. sch ij f bloem pj e ; 2. straalbloempje.
Groeiplaats. Op vochtige gronden , aan de oevers van rivieren, in weilanden. — Azië in het Amour-
gebied, Maximowicz; Japan, Miqóel ; steppen van Oentraal-Azië , Prschwalsky; geheel Siberië, Rusland
Caucasie, Ledebour; Perzië, Boissier; Midden-Europa van Denemarken en zuidelijk Zweden tot noordelijk
Italië en Griekenland; Boissier; oostelijk Frankrijk, Godron; België, Crépin , en Nederland. Zeer zeld-
GToot-Brittonfë * )SPa”je ’ V,lhLK°m '’ ontbreekt in Port«gal, westelijk Spanje, westelijk Frankrijk en in
Nederland. In vochtige grasgronden, vooral langs rivieren; op sommige plaatsen talrijk, doch niet algemeen
verspreid. Schiermonnikoog, Holkema. Bij de Joure enWommels; Flor. Fris Zwolle Frod Fl Bat
Vilsteren (Overijssel), Dr. de Vries , Zalk (Overijssel), Waaldijk bij Nijmegen, Ooysche Waard en Ubbergen'
Deuteren bij s Hertogenbosch, Vreeswijk, Vianen , Vlijmen, Wamel en Dreumel, Werkendam. Prod. Fl.
Bat. Culemborg, Herb. Hartsen. — Bij deze groeiplaatsen kan ik nog vermelden een weiland langs de
oevers van de Vecht, bij Ommen (Overijssel), waar ik in Aug. 1877 een talrijke groep heb aangetroffen.
Gebruik. Volgens v. Schlechtendahl, Flora v. Beutschl. zijn de bloemen dikwijls gebezigd tot vervalschin»
van de bloemen van Arnica montana; - Vooral bij de zoogenoemde r Flor es Arnicae sine pappis" moet men
onderzoeken of zij den eigenaardigen reuk en smaak h ebben.-De Arnica-bloemen worden bij het opweeken
veel breeder. r
*) De naam I. Britannica, of Britonica, zooals Mj bp sommige schavers voorkomt, is zonderling, daar de plant in Gr Brittannië
met voorkomt. De bewenng als zon zij bet „Herba britannioa" der Bomeinen zijn, ia niet gegrond f daar zij de eigenschapnietbezit
t e t a S O H l 0r7 itboek ed' 1618' i 6 8 ' 668 ■ f t gewag gemaakt van een Planta Bantanioo,
tot het geslacht der Innlas of Oonyzas behoorende en uit Oostindië afkomstig. Kan de naam „Santa««” ook bij vergissing als Bri
deelle ™ S m f d « t m« Z T ^ Ü lfl| aciriJrers het ik iaar te Haar ontbreken aeeite van Europa doet mg denken aan eene migratie uit centraal-Azië in lateren tijd. in het westeliaj k öge