
lEDICA&O DEUTIOÏÏL AT A L.
Getande Rupsklaver.
H o o g d u its ch : Gezahnelter Schneckenklee.
E n g e l s c h : Toothed Medick,
B lo e it: Junij—July ©. * -
Stelsel van Linnaeus: Cl. XVII. O. III. Diadelphia Decandria.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel IX , N°. 708.
Soortelijke kenmerken: Glabra, stipulis pinnatifido-dentatis, foliolis obovato cuneiformibus, pedunculis
3—6-floris folium subaequantibus vel brevioribus, floribus parvis, calycis lacimis tubo duplo longioribus, e-
gumine glabro subdiscoideo utrinque plano spiris 2—4 laxis facie valde reticulato nervosis lacunosis, margme
obtuso utrinque profunde sulcato distiche spinigero, spinis subulatis divergentibus hamosis.
Onbehaard; steunblaadjes vinspletig-getand; vinblaadjes omgekeerd eirond-wigvormig ; bloemstelen 3 b-
bloemig, ongeveer even lang of korter dan de bladen; bloemen klein; slippen van de kelk tweemaal zoolang
als de buis; peultje kaal, min of meer schijfvormig, aan beide zijden glad, met 2—4 losse omwindingen
aan de oppervlakte zeer sterk netvormig, met nerven en holten bedekt, met stompen rand, ter wederzijde
diep gevoord, met twee rijen stekeltjes; stekeltjes priemvormig, uiteenwijkend, met haakjes.
«. genuinus. Legumen mediocre. Spinae medium diametrum leguminis subaequantes.
Peultje middelmatig; stekels ongeveer even lang als de halve middellijn van het peultje.
Behalve deze noemt Boissier in zijne F lo r a orientalis nog de volgende verscheidenheden: fi la p p a c e a ,
met langere stekels, Y. p e n ta c y c la , met 4—5 maal omgewonden peul, * a p ic u la ta , met kleine peultjes en
korte stekels , dikwijls slechts knobbels. ,
Deze i.ndeeling komt mij doelmatiger voor dan het aannemen van M. apiculata als soort, daar hare kenmerken
niet zeer standvastig van M. denticulata verschillen.
Verklaring der afbeelding, a . Bloem; b. id doorsnede; c. d . e. vruchtje; ƒ. zaad.
Groeiplaats. Bouwlanden. Syrië, Steenachtig. Arabië, Taurië, Caucasie, Noordel. Perzië, Afghanistan,
China, Boissier, Himaiaya, Royle, Japan, veelvuldig, Miquel, Turkije, Oostenrijk, DuitscMand,
Frankrijk, Italië, Engeland, Spanje, Abessinië , Algerië, Canarisehe en Azorischeeilanden, Boissier, Wat-
son. Madera, Lowe , St. Helena, Melliss , Noord-Amerika, Californië, Gray. Ontbreekt m Noordelijk
Rusland en Siberië, Ledebour, zeldzaam in Oostel. Duitschland, Ascherson, Ierland, Moore, Belgie, Crépin
eu Nederland. . G • vr
De verscheidenheden lappacea en pentacycla komen het meest voor in warmere streken . zooals Spanje, Madera
, St. Helena, enz. De uitgebreide verspreiding dezer plant is zeker te danken aan de zaden, die me
hunne haakjes zich gemakkelijk aan andere voorwerpen vasthechten. Haar voorkomen in bouwlanden is
een bewijs dat zij in de meeste streken niet inheemsch is. Even als van alle zwervende planten is haar
eigen vaderland moeijelijk te bepalen.
Nederland. Tot heden slechts op drie plaatsen gevonden, namelijk op den Oosterdoksdijkbij Amsterdam,
in de omstreken van Leiden, en het laatst in de omstreken van Apeldoorn, door den Heer Kok Ankersmit
aldaar, die de welwillendheid heeft gehad, een exemplaar voor de Flora aan te bieden.