
US INTYBAGEUS FRIES. 1270.
O O
POLYPOEUS IITYBACEUS Fries.
Andijvie-achtige Polyporus.
Hoogduitsck: Endivienartiger Polyporus.
Engelsch: Cichbraceous Polyporus.
Herfst.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cfyptogamia Fuftgi.
Natuürlijk Stelsel: Cellulares. Mycetes. O. Hymenomycetes Trib, Polypofei. Afd. Merisma Fries.
Geslachtskenmerken : Zie deel X. N°. 730.
Soortelijke kenmerken : Ramosissimus carnósus süb-fragilis, pileolis numërosissidns dimidiaiis porrectis
sinuatis demuin Spathulatis gilvo- fuscescehtibus. Stipitibus in truncum brevissimum connatis poris firmis
obtusis, albo-fuscescentibus.
Zeer vertakt, vleezig, vrij breekbaar, met talrijke gehalveerde, regt uitgespreide, later spatelvormige,
grijs-bruinachtige hoedjes. Stelen in een korten tronk zaamgewassen' poriën stevig, stomp, bruinachtig wit!
Boletm intylaceus Fries p. p. Polyporus yiganteus Flor. Dan. F. 1793. P. ramosissimus Secr. Boletus trmaqmus.
Boccone. — Fungus intybaceus Bauhin Ilist. XI. c. 46.
•Verschilt van de Polyporus frondosüs Fries, Flor. Bal. Deel XVI N°. 1240, door de regelmatig dakpanachtig
geplaatste, breed schelpvormige hoedjes en de grootere stomphoekige poriën. Zij heeft een zeer sierlijk
regelmatig voorkomen, terwijl de P. frondosüs een verward dooreengegroeide massa van in alle rigtingen ge-
plaatste hoedjes vertoont.
De omvang is zeer verschillend. Een der beide door mij verzamelde exemplaren is op onze afbeelding in
natuurlijke grootte voorgesteld; — het andere was de helft kleiner.
Verklaring der afbeelding, a. hoedjes; b. id. onderzijde; e. poriën; dj; M.- doorsnede; e. sporen,
Groeiplaats. Op of nabij eikenstammen. Noord-Europa. Volgens Berkeley zeldzaam in Engeland. Voor
Nederland tot dusver nog niet vermeld.
De eer der ontdekking in Nederland komt toe aan den heer Ch. J. Ladrent te Haarlem, die mij in
October 1880 opmerkzaam maakte op twee exemplaren, aan den voet van een eikenstam in den Haarlemmerhout.
Het grootste dezer exemplaren is op de afbeelding voorgesteld.
■