
3w
AGARI CUS ODORUS BUL L . 1220.
A&ARICUS OBORUS. Bui l .
Welriekende Plaatzwam.
Hoogduitsch: Riechender Blätterpilz.
Engtisch : Odorous Agaric.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares. Mycetes. 0. Hymenomycetes.
Geslachtskenmerken. Zie Deel X, N°. 725, ondergeslacht Clitocybe.
Soortelijke kenmerken. Sordide virens tenax fragrans, pileo carnoso planiusculo laevi subrepando glabro ,
stipite farcto elastico inaequali glabro basi incrassato, lamellis adnatis haud confertis latis pallescentibus.
Vuil groen, stevig, welriekend; hoed vleezig, min of meer vlak, glad, min of meer gegolfd, kaal; steel
gevuld, veerkrachtig, ongelijk, kaal, aan den voet dikker; plaatjes aangewassen, niet opeengedrongen,
breed, verbleekend.
Deze soort is kennelijk aan haren welriekenden anijsgeur. Zij is minder regelmatig van vorm en taaijer
dan de A. viridis. De plaatjes zijn nu eens gelijkkleurig met den hoed, dan bleeker of wit.
Groeiplaats. Gezellig in .digte vochtige bosschen, over geheel Europa verspreid.
Nederland. Keppel en Enghuizen Prodr.; bij Utrecht. Hartsen. Omstreken van Haarlem op verschillende
plaatsen. De afgebeelde exemplaren zijn in October 1871 door mij gevonden in een sparrenbosch op de
buitenplaats Meerenberg onder Heemstede.
Gebruik. Volgens Dr. F, Staude (Schwämme Mitteldeutschl.) is deze soort eetbaar en heeft een aromatischen
smaak.