
mOITIA BJVULABIS Gmel.
Water Montia.
Hoogduitsch: Quellkraut.
Engelsch: Chickweed.
Bloeit: Mei—Julij O*
Stelsel van Linnaeus: Cl. III. O. III. Triandria Trigynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Portulaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel XIV, N°. 1042.
Soortelijke kenmerken: Caulibus ramosis laxis elongatis, foliis oppositis spathulato-oblongis in petiolum
contractis, pedunculis axillaribus nutantibus dein erectis; seminibus nitentibus obtuse tuberculato scabris.
Stengels vertakt, slap, lang; bladen tegenoverstaand, spatel vormig-eirond, in een bladsteel zaamgetrok-
ken; bloemstelen in de bladhoeken, knikkend, later opgerigt; zaden glanzend, met stompe knobbeltjes.
Verschilt van Montia minor, deel XIV, N °. 1042, door de langere, kruipende of in het water drijvende
stengels, de breedere, spatelvórmige groene bladen, de altijd okselstandige bloemstelen en de meer glanzige,
ruwer knobbelige zaden. M. fontana L. — M. fontana p major Koch. M. fontana fi regens P. Montia aquatica
jmajor Mich.
Verklaring der afbeelding: a. stengeldeel met de bloemen; b. bloem; c. bloemkroon ; d. vruchtbeginsel;
e. vrucht; f . zaad.
Groeiplaats. In beekjes en heldere waterstroompjes, op zandgrond.
Door vele schrijvers is deze soort als eene verscheidenheid beschouwd, behoorende met M. minor tot een
zelfden type, M. fontana, zoodat haar gebied niet met zekerheid te bepalen is. Volgens Ascherson is zij in
Pruissen zeldzaam en alleen bij de Elbe gevonden, volgens Marsson ontbreekt zij in Pommeren. Volgens
Willkomm komt 2ij in Spanje in de bergstreken voor en is daar zeldzamer dan M. minor. In Gt. Brittannië
aanwezig, doch niet afzonderlijk voor alle groeiplaatsen opgegeven. Watson.
Het gebied van M. minor is zeer uitgestrekt. Het omvat Europa van Lapland tot Spanje', Sardinië en
Roumelië; oostelijk Siberië tot Oenalaschka; noordwestelijk Amerika , Labrador, Groenland, IJsland, hoogste
bergen in Peru en Chili; verder in Nieuw Zeeland, Auckland, Kerguelen en de Malouïnen. Zij ontbreekt
in Oostelijk Noord-Amerika en in Centraal Azië. Zie Alph. de Candolle , Geogr. Bot. en J. D. Hooker ,
New-Zealand Flora. Volgens Boissier groeit zij ook in Griekenland en bij Constantinopel en Smyrna.
Nederland. Op verschillende plaatsen van de hoogere streken van Gelderland. Beekhuizen, Wolfhezen,
Keijenberg bij Wageningen. Tusschen Putten en Ermelo, Leuveren, Sypenberg, Meerssumsche heide bij
Maastricht.
De afgebeelde exemplaren zijn door mij gevonden in een beekje onder Wolfhezen, in Julij 1879.