
BROMÏÏS C OMÏ Ï T A T U S Sclirad.
Verwisselde Dravik.
Hoogduitsch: Verwechselte Trespe.
Engelsch: Commuted Rye.
Bloeit: Junij—Julij
Stelsel van Linnaeus : Cl. III. O. II. Triandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. O. Gramineae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel I , N°. 41.
Soortelijke kenmerken. Erectus vel adscendens, foliis vaginisque molliter pubescentibus ligula brevi
lacera panicula sub anthesin et postea nutante subsecünda racemosa, ramis spiculam subaequantibus, spiculis
5_10 floris ovali-lanceolatis glabris, glumis ovali-lanceolatis, floribus elliptico-oblongis, fructiferis margine
imbricatim se tegentibus, palea inferiore 7 nervia margine supra medium angulatum obtusum exhibente,
late obovato-elliptica, apice truncato-emarginata, superiorem conspicue superante, aristata, arista paleam aequante.
Opgerigt of opstijgende; bladen en bladscheeden zacht behaard, bindseltje kort, gescheurd; bloempluim
tijdens en na den bloei knikkend, eenigzins eenzijdig, trosachtig; takken ongeveer even lang als de aartjes;
aartjes 5—10-bloemig, eirond-lancetvormig; bloempjes elliptisch langwerpig, de vruchtbare dakpanswijs over
elkaar geplaatst; onderst kroonkafje 7-nervig, aan den rand boven het midden een stompen hoek vertoonende
(fig. 6), aanzienlijk langer dan het bovenste, breed eirond-elliptisch , aan den top geknot-uitgerand, genaaid;
naald even lang als het kafje.
Wortel vezelig, stengel van 6—8 decim., bloemtakjes bijna alle met een enkel aartje.
Deze soort houdt het midden tusschen B. secalinus (Deel X, N°. 791) en B.racemosus (Deel VII, N°. 482).
Van de eerste verschilt zij door de over elkander liggende randen der bloempjes, door het langere onderste
kroonkafje, de dunnere bloemstelen en de behaarde bladscheeden, van de tweede door de breedere aartjes,
de lengte en den vorm van het onderst kroonkafje en zijn stomphoekigen rand, de lager geplaatste naald,
den vorm van het bovenst kroonkafje en de kortere helmknoppen.
Van B. arvensis (Deel XV, N°. 1199), waarop zij veel gelijkt, verschilt zij door den tweejarigen wortel,
het gescheurde bindseltje, de tijdens en na den bloei eenigzins knikkende pluim, de breedere bloempakjes,
de kortere bloemtakken en helmknoppen en de meer lancetvormige kelkkafjes. — Serrafalcus commutatus
Godr. Bromus pratensis Ehrh. B. racemosus Sm. non L ., B. simplex Gaud,
Groeiplaats. Vochtige akkers, weilanden. Midden-Europa, van Italië tot Z. Noorwegen (Rusland twijfelachtig).
In Algerië dikwijls in gezelschap van B. mollis en B. secalinus.
Nederland. In weilanden, aan wegen en slootkanten , Z. Beveland, Leiden, Voorschoten, Dordrecht,
Beuningen, Zeist, Kampen , Prodr. Texel, Terschelling, Holkema , Westbroek, Hartsen.
Het afgebeelde exemplaar is door den Heer Bondam bij Kampen gevonden.