
I E D I 0A&0 SAT IYAL.
Luzerne. — Eeuwige Klaver.
Hoogduitsch: Gemeine Luzerne.
Engelsch: Lucerne.
Bloeit: Junij—Sept. 2|.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XVII. O. III. Diadelphia Decandria.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel IX. N°. 708.
Soortelijke kenmerken. Adpresse puberula vel glabriuscula, caulibus erectis stipulis ovato-lanceolatis
subulato-acuminatis, foliolis retusis cum muerone, föliorum inferiorum oblongo-ovatis superiorum lineari-
cuneatis, floribus in racemos multifloros oblongos, peduneulis folio longioribus suflultos dispositis coerules-
centibus vel violaceis rarius flavidis, legumine inermi pubescente venoso lineari cocbleato-contorto subtricyclo.
Met aangedrukte haartjes bekleed of min of meer kaal; stengels opgerigt; steunblaadjes eirond-lancet-
priemvormig, spits toeloopend; blaadjes ingedrukt; met een kort stekeltje; die van de onderste bladen langwerpig
eirond, die van de bovenste lijn-wigvormig; bloemen in veelbloemige langwerpige trossen, op bloemstelen
langer dan de bladen rustende, blaauwachtig of violet, zelden geel; peul ongestekeld, zachtbehaard,
weinig geaderd, schelpvormig omgerold, gewoonlijk met drie omwindingen.
Wortel zeer lang; stengel -4—5 dec., reg t, takkig, hoekig; blaadjes aan den top getand.
Verklaring der afbeelding: a. b. bloempje; c. vruchtje.
Groeiplaats. Volgens Alph. de Candolle {Géogr. Bot.) oorspronkelijk in gematigd Azië en Z. W.
Rusland. Van daar reeds in ouden tijd in Griekenland ingevoerd. De Grieken noemden haar Medik'e, als afkomstig
uit Medië. — Door de Arabieren is zij in Spanje ingevoerd. De Cataloniërs noemen haar Oeserdas; in het
zuiden van Frankrijk heet zij Laoezerdo, waarvan waarschijnlijk de naam Luzerne afstamt. — Zij is thans
algemeen gekweekt en komt in bouwlanden en langs de wegen verwilderd voor in geheel Zuid- en Midden-
Europa, Westelijk Azië tot den Himalaya, Noordelijk Afrika en Noord-Amerika.
Nederland. Verbouwd en hier en daar verwilderd. Volgens den Prod. Flor. Bat. gevonden bij Leiden,
Katwijk en op Zuid-Beveland; volgens van Hall aan den Waaloever bij Beuningen en te Maarsbergen. Op
Texel en Eijerland (Holkema.) — Bij Haarlem voor het eerst door mij gevonden langs den straatweg naar
’s Gravenhage, digt bij het Posthuis, in 1877. Het afgebeelde exemplaar is van daar afkomstig.